Omnia
Omnia - Fairy tale Dutch translation lyrics
Your rating:
Fairy tale
Kind van de pure, open blik met verwonderd dromende ogen! Hoewel de tijd snel gaat en ik en gij Een half gebroken leven zijn Uw liefhebbende glimlach roept natuurlijk tot Het liefdesgeschek van een sprookje Ik heb uw zonnig gezicht niet gezien Noch uw zilveren lach gehoord Geen gedachte aan mij zal een plaats vinden In het leven na uw jonge leven Voldoende dat u nu niet zult falen naar mijn sprookje te luisteren Een verhaal begon in andere dagen Toen de zomer zon warm gloeide Een eenvoudige gong gaf de timing aan Het ritme van ons roeien Wiens echo's in herinneringen leven, Hoewel jaren het je zouden doen vergeten Kom, luister dan, verschrikkelijke stem Vol duistere momenten Het roept onwelkom naar uw bed Een maagd van melancholie We zijn slechts orde kinderen, lieve En kijken tegen naderend bedtijd op Buiten, de vrieskou, de verblindende sneeuw De humeurige gekte van de stormwind Binnen, het warme schijnsel van het vuur Een kindernest van blijheid De magische woorden houden u in hun greep U zult de harde klap niet horen En, Hoewel de schaduw van een zucht Het verhaal soms kan doen sidderen, Van mooie, vervlogen zomerdagen en verdwenen zomerglorie De verwoestende adem zal geen invloed hebben Op de schoonheid van ons sprookje Hoewel de tijd snel gaat en ik en gij Een half gebroken leven zijn Uw liefhebbende glimlach roept natuurlijk tot Het liefdesgeschek van een sprookje Naar de intro van het boek "Through the looking glass" van Lewis Caroll (1872)
Fairy tale
Child of the pure unclouded brow And dreaming eyes of wonder! Though time be fleet, and I and thou Are half a life asunder, Thy loving smile will surely hail The love-gift of a fairy-tale. I have not seen thy sunny face, Nor heard thy silver laughter: No thought of me shall find a place In thy young life's hereafter Enough that now thou wilt not fail To listen to my fairy-tale. A tale begun in other days, When summer suns were glowing- A simple chime, that served to time The rhythm of our rowing- Whose echoes live in memory yet, Though envious years would say 'forget.' Come, hearken then, ere voice of dread, With bitter tidings laden, Shall summon to unwelcome bed A melancholy maiden! We are but order children, dear, Who fret to find our bedtime near. - Without, the frost, the blinding snow, The storm-wind's moody madness- Within, the firelight's ruddy glow, And childhood's nest of gladness. The magic words shall hold thee fast: Thou shalt not heed the raving blast. - And, though the shadow of a sigh May tremble through the story, For 'happy summer days' gone by, And vanish'd summer glory- It shall not touch, with breath of bale, The pleasance, of our fairy-tale. Though time be fleet, and I and thou Are half a life asunder, Thy loving smile will surely hail The love-gift of a fairy-tale