Vlaamse volksliederen
Vlaamse volksliederen - De Vlaamse werkman songtekst
Je score:
De Vlaamse werkman Waar is de tijd dat overvloed en weelde Mij lachten toe voor mijnen arbeidsloon En mijn gezin mij steeds zo minzaam streelde Gezond en rein in mijne warme woon Geen smart of kommer die mij t'harte griefde Elke avondstond geknield dankten wij God Bemind van vrouw , bemind van kinderliefde O dan , o ja zalig was mijn lot O dan , o ja zalig was mijn lot Nu zonder werk , geen brood geen vuur of kleren Verkleund door ziekte en bitteren hongersnood De duren tijd komt nog ons ramp vermeren Rampzalig lot , waren wij allen dood Voor kind en vrouw die mij naar nooddurft vroegen Zou'k bedelen gaan ? O God wat diep verdriet Ach geef nu werk , k'zal zonder rusten zwoegen Den bedelzak past aan den Vlaming niet Zo sprak een man , daar hij met trage schreden En t'oog verwilderd heen en weder trad Daar zijn gezin met afgematte leden In enen hoek opeen gekropen zat De wanhoop ook stond op des moeders wangen Haar kindje teer , dat snikte van de dorst zij wil t'nogmaals aan haren boezem prangen Helaas het vond een uitgedroogde borst O gij die rust op zachte donzen bedden Wie de fortuin met gunsten heeft belaan Wil d'arbeidsman toch van de wanhoop redden Wie werken wil heeft steeds recht tot bestaan Ach laat u t'hart door medelijden raken Brengt hulp en troost in s'werkmans huisgezin Gij zult een overgrote wellust smaken Een weldaad brengt geluk en zegening --------------------------