Theo Nijland
Theo Nijland - Zo onbehaaglijk was de lente nooit songtekst
Je score:
Zo onbehaaglijk was de lente nooit ‘k Herinner mij dat er al in het vroegste ochtendlicht Luidkeels gezongen werd. Elke boom een fluitconcert Nu houden de vogels hen snavels dicht Zo onbehaaglijk was de lente nooit Als ik mijn buurman groet, zoals altijd Wendt hij zich af. Uit hoe verbeten hij De winter op een hoop harkt Spreekt een en al vijandigheid Het lijkt alsof tijdens de winterslaap Zich ondergronds iets door zijn tuin vertakt heeft Een woekerend venijn dat nu in hem de kop opsteekt Het zit nog binnensmonds, maar ’t is iets tegen mij Alsof ik er opeens niet meer mag zijn Zo onbehaaglijk was de lente nooit Normaal bloeien de meidoorns al voorzichtig in april Met een onbevangen levenslust Alsof er nu een vloek rust op dit voorjaar Als een sluier waaronder niets ontbotten wil Zo onbehaaglijk was de lente nooit Want wie ik ook passeer, mijn uitgestoken hand Hangt onbeantwoord in de lucht Als men zich al niet afdraait, zie ‘k het Koudvuur dat achter al die ogen brandt In dit mij zo vertrouwde landschap Staan de elzen ineens te dicht aaneengesloten Ongenaakbaar, als bewaken ze vijandelijk terrein De peppels langs de dijk, ze lijken elkaar aan te stoten Uit alles spreekt, uit alles spreekt Dat ik hjier opeens niet meer mag zijn Zo onbehaaglijk was de lente nooit Als ik naar huis fiets lijkt mijn woning Daar beneden aan de dijk, achter de beukenhaag In niets meer op een veilig onderkomen Maar op een glazen doelwit tussen kale bomen De strak gesnoeide beuken op een hinderlaag En ik keer om en ik fiets weg. Weg van De schaduwen die thuis in mijn domein Hun neuzen in mijn spullen steken Dat wat van mij is openbreken Daar waar ik blindelings mijn gang kon gaan Ik mag er niet meer zijn Nooit meer mijn geurend vers gemaaid gazon Nooit meer de zoete kamperfoelie in het blauwe uur Nooit meer de jasmijn Zo onvoorspelbaar als de lente soms kan zijn