Lia Dorana
Lia Dorana & Hetty Blok & Conny Stuart - De nachtmerrie-sisters songtekst
Je score:
Wij zijn de nachtmerrie-sisters We bespelen de registers Van de angst, van de gruwel, van de schrik Als u rustig ligt te pitten Gaan we boven op u zitten En we blijven daar een enkel ogenblik Maar dat ogenblik dat duurt een volle eeuw Dan ontwaakt u met een akelige schreeuw Ik ga vandaag naar meester J.H.H. van Knopen Hij heeft zojuist met kreeft en champie gedineerd Ik laat hem in z’n hemd de Kalverstraat doorlopen Zo met z’n benen aan melkander gesoldeerd En van de Dam af komt een mammoet met drie koppen En elke kop heeft scherpe tanden in z’n bek Meneer Van Knopen zet het op een lopen Hij voelt de asem van het monster in zijn nek Hij ziet de ogen van het monster, bloeddoorlopen En grijpt in wilde angst de mammoet bij zijn snuit En juist op dat moment dan roept mevrouw Van Knopen: ‘Blijf van mijn permanent, Johannes, is ’t nou uit?’ Zo zitten wij op uw lits-jumeaux Op uw pyjama spelen wij een drama Want zitten wij op uw ledikant Dan stikt u onder onze klamme hand Ik ben vannacht gaan zitten op de witte nachtpon De schone nachtpon van mejuffrouw Foppema Ik liet haar dromen dat zij in de Keizersgracht zwom En naast haar zwom een ambtenaar van het CBH Hei zei: ‘Mevrouw, uw huis is in beslag genomen U krijgt een woonvergunning onder dat brugje daar U krijgt een vestiging van hier tot aan die bomen En u krijgt inwoning van ratten in uw haar Toen zij uit pure angst een aantal kreten slaakte Toen werd het water van de gracht tomatensoep En toe zij stikkend in tomatensoep ontwaakte Toen stond die ambtenaar beneden, op de stoep Zo zitten wij op uw lits-jumeaux Op uw pyjama spelen wij een drama Want zitten wij op uw ledikant Dan stikt u onder onze klamme hand En ik zat gister op de borst van een minister ’t Was in het hartje van de nacht,half drie Hij vroeg een beetje korzelig: ‘Juffrouw, wat is er?’ ‘Ik ben de sister’, zei ik, ‘van de nachtmerrie’ ‘Het spijt me’, zei ik, ‘maar ik moet u levend villen En daarna wurgen met de klauwen om uw keel Het is mijn plicht de mensen flink te laten rillen Er blijft vannacht geen enkel stukje van u heel Aa, excellentie’, zei ik, ‘aa. Dit wordt een nachtje Ik zal u ijskoud laten sidderen als een riet.’ Hij keek me aan en sprak toen doodkalm met een lachje: ‘Hallo, collega, ik ken het vak. Mijn naam is Piet’ Zo zitten wij op uw lits-jumeaux Op uw pyjama spelen wij een drama Want zitten wij op uw ledikant Dan stikt u onder onze klamme hand