The Beatles
DE BEGINPERIODE.
Het begon allemaal in Liverpool. Alle vier de Beatles zijn er geboren.
Drummer Ringo Starr (echte naam Richard Starkey) was de oudste, geboren op 7 juli 1940, maar kwam als laatste bij de groep. Het was John Lennon, geboren op 9 oktober 1940, die min of meer verantwoordelijk is voor het ontstaan van de Beatles. Samen met jeugdvriend Eric Griffiths was John in 1957 belangstelling gaan tonen voor de skifflemuziek. In vergelijking met rock & roll was skiffle eenvoudig te spelen, en Lonnie Donegan was voor menig beginnende skiffle groep een aansprekend voorbeeld. Zijn Rock Island Line stond dan ook bij iedere skiffle groep op het repertoire. Nadat hij zijn moeder Julia, alhoewel hij bij zijn tante Mimi woonde, zover had gekregen een goedkope gitaar voor hem te kopen, kon voor John het leven als muzikant eindelijk een aanvang nemen. John en Eric besloten een skiffle groep te beginnen, samen met Pete Shotton en Rod Davis. Er waren inmiddels honderden skiffle groepen in Engeland ontstaan.De naam van John’s eerste groep was de Blackjacks. Ze speelden, of althans ze probeerden, nummers zoals Dead or alive, John Henry, Midnight special en Worried man blues te vertolken, allen uit het repertoire van Lonnie Donegan. Inmiddels was ook een andere jeugdvriend, genaamd Nigel Walley, bij de groep betrokken. Via Shotton kwam tevens zijn buurjongen Bill Smith bij de groep terecht. Al snel kwamen de jongens er achter dat er een groep met de naam Blackjacks bestond, en waren ze genoodzaakt een andere naam te bedenken. Het was Pete Shotton die met de Quarry Men op de proppen kwam, genoemd naar de school waar de meesten van hen hun tijd zaten te verdoen. De formatie van de Quarry Men kreeg een definitivere bezetting toen Len Garry en drummer Colin Hanton erbij kwamen. Vooral met een drummer in de gelederen had de Quarry Men een voorsprong op andere skiffle groepen, want drummers waren bijna niet te vinden. Nigel Walley stapte uit de groep en zou voortaan optredens proberen te regelen. Bill Smith was ook alweer uit de groep gestapt. Groepsformaties konden nogal eens snel van samenstelling wisselen in die tijd. Voor de optredens die de Quarry Men verzorgde kregen ze nauwelijks iets betaald, maar daardoor kregen ze wel steeds meer ervaring.
Op een gegeven moment begonnen de jongens meer rock&roll nummers in hun repertoire op te nemen. En hoewel nog niet zo vurig en opzwepend als de originele versies, het was in elk geval een poging om rock&roll muziek te spelen. Tevens was het een opmerkelijke ommezwaai,daar de meeste andere groepen nog steeds overwegend skiffle muziek vertolkten. Maar niet elke club was gecharmeerd van rock&roll. Toen de Quarry Men optraden in de Cavern Club, kregen de jongens het dringende verzoek om andere nummers te spelen, of onmiddellijk te stoppen. De Cavern Club was in die tijd nog een echte jazz club. Pete Shotton zou om die reden ook uit de groep stappen. Speelden de overige leden van de Quarry Men hoofdzakelijk voor hun plezier, voor John Lennon waren de optredens bittere ernst en het ontdekken van nieuw rock&roll materiaal beschouwde hij als een voorname taak. In 1997, zeventien jaar na de moord op John Lennon, zou de originele bezetting van de Quarry Men (minus Lennon uiteraard) zowaar een cd uitbrengen. Met als titel Get Back Together beleefden Len Garry, Pete Shotton, Eric Griffiths en Colin Hanton alsnog hun platen debuut. Rod Davis had kort nadat hij de Quarry Men in 1958 had verlaten, met de Trad Grads al een plaat opgenomen. In 2008 zou via internet nog een nieuw nummer van de Quarry Men te downloaden zijn: Never Stop Rockin’ Rollin’.
PAUL McCARTNEY
Het was op 6 juli 1957, tijdens het jaarlijkse tuinfeest van de Saint-Petersparochie in Woolton, dat de Quarry Men optraden. Na afloop van hun middag optreden zouden de jongens kennismaken met een bezoeker: Paul McCartney, geboren 18 juni 1942. Hij maakte veel indruk op de jongens, doordat hij op zijn gitaar Twenty Flight Rock van Eddie Cochran kon spelen. Met als toegift een medley van Little Richard nummers. De jongens waren sprakeloos, en Lennon besloot uiteindelijk Paul bij de groep te vragen.Paul was op school altijd een voorbeeldige leerling geweest, maar op het moment dat hij van zijn vader een gitaar kreeg, was het gedaan met de goede cijfers. Zijn ouders hadden veel verschillende soorten populaire muziek in huis, doch voornamelijk jazz en big band. Paul’s eigen voorkeur ging echter meer uit naar Ray Charles en Fats Domino. Toen korte tijd later Little Richard en Elvis Presley doorbraken was school voor hem alleen nogmaar een vervelende onderbreking, veel liever probeerde hij op zijn gitaar alle bekende rock&roll nummers te spelen. Door het aantrekken van Paul als gitarist bij de Quarry Men werd de basis gelegd voor de Beatles. Paul was verreweg het grootste muzikale talent in de groep, en zelfs John Lennon werd zich bewust van zijn tekort komingen. Hij leerde dan ook gretig nieuwe akkoorden en rock&roll nummers te spelen. Het eerste optreden van McCartney met de Quarry Men was in in de Conservative Club in de New Clubmoor Hall, op 18 oktober 1957,in de Liverpoolse wijk Norris Green. Geheel tegen de verwachting in mislukte een solo van hem volledig. Normaal gesproken werd John Lennon altijd bloedlink wanneer een van de bandleden een nummer verprutste, maar nu barste hij in lachen uit. Tot ieders verbazing kregen ze van de zaaleigenaar toch het verzoek om vaker te komen optreden. Al spoedig zou er een nauwe band ontstaan tussen John en Paul. Via Paul McCartney werd er nog een andere goede gitarist aan John voorgesteld. Zijn naam: George Harrison.
GEORGE HARRISON
Ongelooflijk maar waar, George Harrison (geboren 24 februari 1943) was eind jaren vijftig zelfs een nog betere gitarist dan Paul McCartney. Net als bij de meeste tieners in die tijd was voor George eerst Lonnie Donegan en later Elvis Presley het grote voorbeeld. Samen met jeugdveiend Arthur Kelly formmeerde George zijn eerste bandje, genaamd de Rebels. Het was meer een band van lang leve de lol als dat er serieus muziek werd gemaakt. Een eerste optreden voor oorlogsveteranen werd dan ook een flop. George ontdekte nog meer muzikale helden, zoals Carl Perkins, Chat Atkins en Duane Eddy. Urenlang kon hij bezig zijn met het uitzoeken en naspelen van akkoorden.
George bewees zijn vaardigheden aan de overige leden van de Quarry Men door nummers als Guitar Boogie Shuffle en Raunchy probleemloos te vertolken. En hoewel John Lennon in het begin grote moeite had met de jeugdige leeftijd van George, die op dat moment pas 15 was, besloot hij uiteindelijk om hem bij de groep te vragen. Hierdoor werd pijnlijk duidelijk dat buiten John en Paul de overige bandleden het nivo niet meer aan konden. Een voor een verdwenen ze dan ook van het toneel,zodat op het laatst de bezetting was John, Paul, George en Colin Hanton.
John en Paul ontwikkelden zich steeds verder als muzikant. Enkele jaren daarvoor had McCartney zijn eerste nummers geschreven, waarvan een als titel had I Lost My Little Girl. Hij speelde het voor aan John, die er kennelijk zelf nooit eerder aan had gedacht dat eigen nummers schrijven ook tot de mogelijkheden behoorde. Verder gingen John en Paul zich steeds meer bekwamen in close harmony zang. De hits van de Everly Brothers waren hiervoor uitstekend geschikt. Tevens zou Buddy Holly al snel voor de jongens tot de nieuwe generatie pophelden gaan behoren. Bovendien bleek dat Buddy Holly zijn nummers zelf schreef, iets wat in die tijd vrij uniek was. Jaren later zou McCartney zelfs de rechten van alle Holly nummers kopen.
In 1958 begonnen John en Paul fanatiek met het schrijven van eigen composities. Enkele nummers uit die tijd waren In Spite Of All The Danger ( te vinden op de dubbel cd Anthology 1) , One After 909 en I Call Your Name. In dezelfde periode kwam George achter het adres van een opname studio in Liverpool. Het woord opnamestudio is trouwens een ruim begrip voor iets dat in feite niet meer was dan een tussenkamertje achter een elektriciteitswinkel. Voor deze gelegenheid was een klasgenoot van Paul, John “Duff” Lowe, gevraagd piano te spelen tijdens de opname sessie. De jongens hadden That ‘LL Be The Day van Buddy Holly met Lowe gerepeteerd, want dit was het nummer (eveneens terug te vinden op Anthology 1) dat ze wilden opnemen. Het al eerder genoemde In Spite Of All The Danger werd de b-kant. Dit laatste nummer vermeld Paul McCartney en George Harrison als componisten. Was Lowe uitsluitend voor de plaatopname gevraagd, ook voor Colin Hanton zou hierna het doek vrij snel vallen. Dit hield tevens in dat John, Paul en George niet echt verder kwamen met de Quarry Men. Zonder medeweten van de anderen deed George een poging bij Rory Storm & The Hurricanes te kunnen spelen. Gelukkig voor George vonden ze hem te jong. Met een paar andere vrienden richtte George daarom het Les Stewart Quartet op, waarmee hij zelfs enkele optredens deed. Maar net als de Quarry Men zou ook het Les Stewart Quartet op dood spoor belanden. Sterker nog, het laatste optreden dat het Les Stewart Quartet zou doen, werd uiteindelijk verzorgt door de Quarry Men. Het was om die reden dat ex Les Stwewart gitarist Ken Brown enige tijd deel zou uitmaken van de Quarry Men,die daardoor een bezetting had van vier gitaristen maar nog zonder vervanger van drummer Colin Hanton speelden. In november 1959 werd de naam Quarry Men veranderd in Johnny & The Moondogs.
STUART SUTCLIFFE.
John Lennon was op de kunstakademie bevriend geraakt met Stuart Sutcliffe (geboren 23 juni 1940). Stu was een talentvol schilder, en een van zijn schilderijen werd voor een aanzienlijk bedrag verkocht. Lennon kreeg Stuart zover om van het ontvangen geld een basgitaar te kopen, en zodoende bassist bij zijn band te worden. Dat Sutcliffe nog nooit van zijn leven een (bas)gitaar van dichtbij had gezien, laat staan er op zou kunnen spelen, was voor Lennon op dat moment minder belangrijk. Dit was des te opvallender omdat hij Paul en George juist bij zijn band had gehaald om er kwalitatief op vooruit te gaan. Maar ondanks het feit dat Stuart nimmer het nivo van John, Paul en George zou bereiken is hij wel degelijk belangrijk geweest in de carriere van de Beatles. Zo zou hij clubeigenaar Allan Williams regelmatig vragen optredens voor zijn groep te regelen. Williams merkte terecht op dat de jongens zonder drummer geen steek verder zouden komen. Uiteindelijk vonden ze in Tommy Moore een vervanger voor Colin Hanton.Over de leeftijd van Moore doen verschillende verhalen de ronde.De ene bron heeft het over een leeftijdsverschil met Lennon van negen jaar, terwijl anderen zelfs een verschil van veertien jaar vermelden. Nietemin waren de jongens al lang blij dat ze eindelijk een drummer hadden gevonden. De naam Johnny & The Moondogs was inmiddels Beatals geworden. Dus met een a, nog niet met de letter e. Er zou nog meer geexperimenteerd worden met de naam. Hierna werd het Silver Beetles, vervolgens Silver Beatles en uiteindelijk werd het definitief Beatles. Na auditie gedaan te hebben voor Larry Parnes gingen de Beatals als begeleidingsband van zanger Johnny Gentle op toernee door Schotland. Het laatste deel van de show mochten de jongens zelf invullen met eigen repertoire. Nadat Johnny Gentle, die in feite de hoofdact was, de zaaltjes had opgewarmd met slappe versies van Jim Reeves en Elvis Presley nummers, zorgden John,Paul,George,Stuart en Tommy ervoor dat het publiek alsnog dol enthousiast werd. Met name John en Paul bleken het publiek uitstekend te kunnen bespelen. Tijdens deze toernee zou Moore na een verkeersongelijk in het ziekenhuis belanden,maar Lennon wist hem ervan te overtuigen dat hij onmisbaar was voor de groep. Moore verliet na enig aandringen van John het ziekenhuis en de toernee kon worden voortgezet. Aan het eind van de toernee was hij behoorlijk afgeknapt op de overige bandleden en na nog enkele optredens met de groep te hebben gedaan hield hij het dan ook voor gezien.Vrij snel vonden ze in Norman Chapman een opvolger voor Tommy Moore.Het noodlot met drummers bleef de jongens echter achtervolgen, want na slechts enkele optredens werd Chapman opgeroepen voor militaire dienst. Toch zouden ze alweer snel met hun vierde drummer in contact komen.
Voordat het echter zover was gingen John,Paul,George en Stuart ijverig door met repeteren, meestal bij een van de jongens thuis. Het was in april en juli 1960 dat bij Paul McCartney thuis twee oefensessies plaats vonden. Deze werden opgenomen met een Grundig bandrecorder. Drie nummers zijn terug te vinden op de dubbel cd Anthology 1, te weten Hallelujah I Love Her So, You’ll Be Mine en het instrumentale, door McCartney gecomponeerde Cayenne. Naast deze drie nummers staan op de Grundig tapes o.a. Come On People, I Don’t Need No Cigarette Boy, Well Darling, I Don’t Know, One After 909, Movin’ And Groovin’, Ramrod, Wildcat, Matchbox, I Will Always Be In Love With You, The World Is Waiting For The Sunrise, That’s When Your Heartaches Begin, Some Days, You Must Write Everyday, I’ll Follow The Sun en Hello Little Girl. Verder nog een aantal instrumentale werken,waarvan geen titel bekend is.Het hier en daar hoorbare percussiewerk schijnt door Paul’s jongere broer Michael gedaan te zijn.
PETE BEST.
Net als Stuart Sutcliffe verdient ook Pete Best (geboren 24 november 1941) een aparte vermelding. Dit alleen al vanwege het feit dat op zo een beetje alle pre- Beatles opnamen die telkens opnieuw worden uitgebracht, hij de drummer is. Pete was de zoon van Mona Best, eigenaresse van de Liverpoolse Casbah Club. Op het moment dat de jongens wederom verlegen zaten om een drummer,was Pete drummer bij de Blackjacks, een naam die de Silver Beatles al eerder hadden gebruikt. Mede op advies van zijn moeder besloot Pete over te stappen naar de Silver Beatles. De al eerder genoemde Allan Williams moest nu zijn belofte aan Stuart Sutcliffe nakomen,en optredens voor de groep gaan regelen.
HAMBURG 1.
En Williams kwam zijn belofte na, in navolging van Jerry & The Seniors boekte hij ook de Beatles voor optredens in Hamburg. Op 16 augustus 1960 gingen de jongens op weg naar Hamburg. De reis werd gemaakt met een oud busje, met Allan Williams achter het stuur. In Arnhem werd door John Lennon een mondharmonica bij een winkelier gestolen en op de oorlogsbegraafplaats werd de beroemde foto gemaakt. De betreffende winkel is in 2013 failliet gegaan. De Silver Beatles speelden in eerste instantie in de Indra Club,maar deze moest na verloop van tijd sluiten vanwege geluidsoverlast. Het contract van de jongens liep nog ruim een maand door,en om die reden kwamen ze terecht in de Kaiserkeller. De groep maakte in het begin weinig indruk bij het publiek omdat ze weinig tot niet bewogen en eigenlijk alleen maar hun nummers ten gehoren brachten. Pas nadat ze op advies van clubeigenaar Bruno Koschmider hun act meer show hadden gegeven, wat de Silver Beatles opvatten door als gekken over het podium te gaan springen, werden ze alom door het Hamburgse publiek gewaardeerd. Des te opvallender is het dat de Beatles in hun latere succesjaren weer terug vielen op hun oude act van hoofdzakelijk zingen en weinig bewegen. In de Kaiserkeller speelden de Silver Beatles elke avond afwisselend een set met een andere Liverpoolse band,namelijk Rory Storm & The Hurricanes. Drummer bij de Hurricanes was Richard Starkey, die toen al de artiestenaam Ringo Starr had aangenomen. In deze periode kwamen ze tevens in contact met Astrid Kirchherr, Klaus Voormann en Jurgen Vollmer. Astrid was inmiddels de ex van Voormann en werd de nieuwe vriendin van Stuart Sutcliffe. Het was trouwens toch al een belangrijke periode want in de Top Ten Club trad iedere avond Tony Sherridan op. In zijn thuisland Engeland kreeg deze rock zanger geen voet aan de grond maar in Hamburg was hij wereldberoemd. Hij was voor de andere Engelse groepen in Hamburg echt een voorbeeld. En leermeester, want de anderen kwamen regelmatig naar zijn optredens kijken om onbekende nummers van hem over te nemen. De Silver Beatles speelden regelmatig samen met Sheridan in de Top Ten Club. Deze optrdens waren een groot succes en trokken dan ook veel publiek. Dit tot grote ergernis van Bruno Koschmider, eigenaar van de Kaiserkeller, bij wie de jongens onder contract stonden. Nadat de Silver Beatles waarschuwingen van Koschmider in de wind sloegen,om te stoppen met de sessies in de Top Ten, werd George door de politie het land uitgezet vanwege zijn minderjarige (17) leeftijd. Paul en Pete belanden in de cel vanwege vermeende brandstichting en werden eveneens op het vliegtuig naar Engeland gezet. John en Stuart volgden, afzonderlijk van elkaar, korte tijd later.
Terug in Liverpool zou het enige tijd duren voordat de jongens van hun teleurstelling waren bekomen en weer aan optredens dachten. De eerste optredens waren in de Litherland Town Hall en de Casbah Club, de club waarvan Mona Best nog steeds de eigenaresse was. De Silver Beatles maakten een verpletterende indruk op het publiek. Ze waren zo anders dan al die andere groepen die alleen maar een parodie waren van Cliff Richard & The Shadows. Nee,daar moesten de Beatles niets van hebben. Keiharde rock & roll werd er ten gehore gebracht en dat ook nogeens in leren jacks en jeans. Ze maakten ook gretig gebruik van alles wat ze in Duitsland hadden geleerd. Voor het eerst merkten ze dat de groep daadwerkelijk een vaste kern van fans kreeg, mensen die de Silver Beatles volgden van het ene optreden naar het volgende.
CAVERN CLUB
Oorspronkelijk was de Cavern Club een jazz gelegenheid. Maar van lieverlee traden er steeds meer rock bandjes op. De Beatles speelden er voor het eerst tijdens een lunchoptreden, op 21 februari 1961. Andere bronnen vermelden 9 februari 1961 als eerste datum. Een maand eerder had Stuart na een optreden in de Lathom Hall een schedelbasisfractuur opgelopen. Nadat George achttien jaar was geworden en Bruno Koschmider zijn aanklacht wegens brandstichting had ingetrokken, stelden Peter Eckhorn,de eigenaar van de Top Ten Club in Hamburg,en Pete Best alles in het werk om visa voor Duitsland te krijgen.
HAMBURG 2
Stuart was de eerste die naar Hamburg vertrok. Uiteraard had dit alles te maken met zijn vriendin Astrid. Hij overwoog toen al om zelf uit de groep te stappen,en de Beatles waren ook beter af zonder hem. Het tweede bezoek aan Hamburg duurde van april tot july 1961. Het was uitgerekend Sutcliffe die, onder invloed van Astrid, het later zo bekend geworden Beatles kapsel introduceerde. En het was ook mede door Astrid dat de jongens overstapten van leren jacks naar fluwelen jasjes met bijpassende broeken. In de Top Ten verzorgden de Beatles zowel eigen optredens alsmede sessies met Tony Sheridan. Mocht Stuart al getwijfeld hebben over al dan niet bij de Beatles blijven, een vechtpartij tussen hem en Paul betekende het definitieve einde. Paul ergerde zich al geruime tijd over de miskleunen die Stuart op de bas maakte. Ook de hechte vriendschap tussen John en Stuart zat Paul niet lekker. Toch maakten de Beatles nog via Stuart duidelijk aan Allan Williams dat hij naar zijn vaste percentage van tien procent bemiddelingskosten kon fluiten, daar het contract, weliswaar door Williams opgemaakt, door hen zelf met Peter Eckhorn was overeengekomen. Williams was woest en wilde niets meer met de groep te maken hebben. Het maakte weinig indruk op de Beatles, ze waren inmiddels samen met Tony Sheridan echte sterren geworden in Hamburg. Het talent van Sheridan werd herkent door orkestleider Bert Kaempfert, met als resultaat dat Tony Sheridan met de Beatles als begeleidingsband een elpee voor het Duitse Polydor label mocht opnemen. De Beatles werden, net als alle andere begeleidingsgroepen van Sheridan in deze periode, vermeld onder de naam The Beat Brothers. De nummers die de Beatles met Sheridan opnamen zijn: My Bonnie, The Saints, Why, Nobody’s Child, Take Out Some Insurance On Me Baby en Sweet Georgia Brown. Verder mochten de Beatles zelf ook twee nummers voor deze elpee opnemen,te weten Ain’t She Sweet en het instrumentale Cry For A Shadow. Dit laatste nummer was geschreven door George en John. Van My Bonnie zijn drie versies bekend, een zonder intro, een met Engels intro en nog een andere versie met Duits intro. Op dat moment bestonden de Beatles uit John, Paul, George en Pete Best.
Het zou nog enkele maanden duren voordat de elpee, uitsluitend in Duitsland, zou worden uitgebracht. De titel van de plaat was simpelweg Tony Sheridan & The Beat Brothers. Tegen die tijd waren de Beatles alweer terug in Engeland. Het nummer My Bonnie zou, en ook nu uitsluitend in Duitsland, op single worden uitgebracht. George Harrison kon via een kennis in Duitsland een exemplaar bemachtigen, en het plaatje werd enorm geplugd in de Liverpoolse Cavern Club, wat inmiddels de thuishaven van de Beatles was geworden. Het kon niet uitblijven dat er in Liverpool vraag kwam naar de single. De vraag naar My Bonnie kwam ook Brian Epstein ter oren.
BRIAN EPSTEIN.
Brian beheerde de platenafdeling van NEMS (North End Music Stores) in Liverpool. NEMS stond er om bekend dat ze werkelijk alle uitgebrachte platen in huis hadden. Epstein was werkelijk verbaasd dat iemand vroeg naar een plaat die bij hem totaal onbekend was. En bleef het nu bij die ene keer, maar in die zelfde week werd er nog een paar keer naar gevraagd. Brian Epstein besloot een aantal exemplaren uit Duitsland te importeren. Er moest regelmatig worden bij besteld, want iedere zending was binnen de kortste keren uitverkocht. Toen Epstein bovendien te horen kreeg dat de Beatles iedere avond optraden in de Cavern Club, zo ongeveer bij hem om de hoek, werd hij nieuwsgierig naar wie ze waren en wat voor soort muziek ze speelden. Rock and Roll was nu eenmaal niet zijn wereld. En hoewel onbekend met wat het nu eigenlijk betekende werd Brian Epstein al snel de manager van de Beatles. Met als gevolg dat er nogal wat dingen zouden veranderen. De optredens in de Cavern Club en andere zalen werden niet langer gegeven in leren jacks en spijkerbroeken maar in nette kostuums. John Lennon was fel tegen, maar liet zich uiteindelijk door Epstein en Paul McCartney overtuigen dat dit een stuk professioneler stond. Het argument dat de Beatles daardoor voortaan een hogere gage voor hun optredens zouden kunnen bedingen gaf bij Lennon de doorslag. Tevens was het consumeren van drank en voedsel op het podium uit den boze. De zwaarste klus voor Epstein echter was het krijgen van een platencontract voor de Beatles.
HET PLATENCONTRACT.
Bij dit onderwerp moet een stukje geschiedvervalsing worden gecorrigeerd.Jarenlang is Decca producer Dick Rowe beschimpt vanwege het feit dat hij de Beatles had afgewezen. Het complete verhaal is echter iets genuanceerder.Brian Epstein had het in 1961 voor elkaar gekregen dat de single My Bonnie ook in Engeland werd uitgebracht. En hoewel de Beatles niets anders waren dan de begeleidingsband van Tony Sheridan, stond er nu op het label vermeld Tony Sheridan and The Beatles. Epstein stuurde een exemplaar naar EMI met het verzoek om extra aandacht aan de begeleidingsband de Beatles te besteden. EMI liet aan Epstein weten dat zij al voldoende van dit soort groepen onder contract hadden. De brief was ondertekend door EMI algemeen directeur Ron White.De Beatles mochten wel auditie komen doen bij Decca. De datum die hiervoor was gereserveerd was bizar: 1 januari 1962. Na het vieren van ouderjaarsavond gingen de Beatles de volgende ochtend met een kater opweg naar Londen. Vijftien nummers, waarvan drie Lennon - McCartney composities, werden tijdens deze auditie ten gehore gebracht. Dit waren: Like dreamers do, Money, To know her is to love her, Memphis, Till there was you, Sure to fall, Besame mucho, Love of the loved, Hello little girl, Three cool cats, September in the rain, Take good care of my baby, Crying waiting hoping, The sheik of Araby en Searchin'. Al deze nummers maakten op dat moment deel uit van het repertoire dat de Beatles tijdens live optredens ten gehore brachten. Twee nummers zouden enkele jaren later op de tweede elpee van de Beatles (With The Beatles) komen te staan. Maar zover was het op 1 januari 1962 nog lang niet. De Beatles hadden het koud en hadden nog steeds een kater van de vorige avond. Soms raakten ze in een nummer het spoor volledig bijster, en hoge noten die McCartney altijd met groot gemak haalde lagen nu buiten zijn bereik. De Beatles wisten drommels goed dat zij hun normale nivo tijdens de auditie niet hadden gehaald. Desondanks was Mike Smith van Decca positief en verliet de groep optimistisch de studio. Smith was tevens aanwezig bij de auditie van een andere groep, genaamd Brian Poole & The Tremeloes. Ook van deze band was hij onder de indruk. Als het aan Smith had gelegen waren zowel de Beatles als de Tremeloes een contract aangeboden. Dit stelde hij dan ook voor aan zijn baas, Dick Rowe. Om budgetaire redenen was dit niet haalbaar, en Rowe liet de uiteindelijke keus aan Mike Smith, die voor de Tremeloes koos.Brian Epstein kreeg wel een tape van de Decca auditie en daarmee ging hij naar de twee resterende grote labels in Engeland: Pye en Philips. Bij Pye luisterden Les Cox en Tony Hatch naar de tape en vonden het helemaal niets. Het zelfde gebeurde bij Philips. De twee EMI-dochters Columbia en HMV hadden inmiddels ook bedankt voor de eer. Goede raad was duur, Brian was inmiddels bij alle platenmaatschappijen langs geweest, echter zonder resultaat. Brian besloot om de beste nummers van de Decca auditie op een acetaatplaat te laten zetten. Dit zou alles veranderen. Via technicus Jim Foy, die toevallig meeluisterde naar de Decca opnamen, kwam Epstein in contact met muziekuitgever Sid Coleman, die er wel handel in zag om de publicatierechten te kopen. Best leuk, maar nog steeds hadden de Beatles geen platencontract. Het was uiteindelijk Coleman die Brian Epstein in contact bracht met producer George Martin van het label Parlophone.
HAMBURG 3
De Beatles waren inmiddels voor de derde keer naar Hamburg vertrokken, toen ze van Epstein een telegram ontvingen dat ze auditie konden doen voor EMI. Hij vermelde er niet bij dat het ging om Parlophone, een kleine dochter van EMI. In Hamburg zouden de Beatles de vaste band worden in de Star Club, waar alles zeer professioneel was verzorgd. Een groot toneel met gordijn,voldoende microfoons en versterkers waarvan de jongens wel hadden gehoord,maar nimmer hadden gezien. Eigenaar van de Star Club was Manfred Weissleder. De Star Club was gevestigd in een voormalige bioscoop. Op 13 april 1962 opende de Star Club voor het eerst zijn deuren en het waren de Beatles die er een sensationele avond van maakten. Veel Liverpoolse bands zouden eveneens in de Star Club optreden. Enkele dagen nadat ze uit Hamburg zouden terugkeren, stond hun auditie op de agenda. Tijdens hun verblijf in Hamburg kregen de Beatles te horen dat hun oude vriend Stuart Sutcliffe was overleden. En John kreeg bij thuiskomst ook nogeens te horen dat zijn vriendin Cynthia Powell zwanger was. John beloofde Cynthia met haar te zullen trouwen. Maar de naderende auditie bij Parlophone had nu prioriteit.
GEORGE MARTIN
Producer George Martin zou door de Jaren heen een belangrijke rol spelen bij alle plaatopnamen van de Beatles. Vanaf 1950 was hij indienst bij EMI Parlophone. Parlophone was niet meer dan een ondergeschoven kind in de EMI stal. Artiesten en groepen waar geen toekomst in zat werden door EMI bij Parlophone onder gebracht en George Martin probeerde daar alsnog het beste van te maken.
Artiesten als Jimmy Sand, Jim Dale en Ron Goodwin behoorden tot de Parlophone stal. George
Martin zelf was vooral een liefhebber van klassieke muziek. Via het comedy genre lukte het Martin uiteindelijk toch om Parlophone op te stoten in de vaart der volkeren. De plaat At The Drop Of A Hat van Michael Flanders en Donald Swann werd een kassucces. In navolging hiervan produceerde Martin ook Beyond The Fringe van de komieken Jonathan Miller, Peter Cook en Dudley Moore.
Opnieuw bracht deze plaat bij EMI veel geld in het laatje. Toen niet veel later ook Peter Sellers, Spike Milligan en Harry Secombe toe traden tot de Parlophone stal werde de naam van George Martin een begrip. Maar Martin wilde meer. Hij zag hoe bijvoorbeeld moedermaatschappij EMI op het gebied van popmuziek goud in handen had met Cliff Richard & The Shadows. Daar zowel Cliff Richard als de Shadows ook nogeens afzonderlijk van elkaar platen uitbrachten gingen er grote geldstromen naar EMI. Parlophone was op popgebied niet verder gekomen dan Jerry Lordan en Shane Fenton,maar daar zaten niet echt veel mensen op te wachten. Lordan had nog wel een top tien hit met Who Could Be Bluer gehad,maar daar bleef het dan ook bij. Later zou hij zelfs nog nummers schrijven voor de Shadows. Dus toen Sid Coleman hem belde over een nieuwe popgroep waar hijzelf veel toekomst in zag, was Martin’s interesse gewekt. Het bleek om de Beatles te gaan en navraag leerde Martin dat deze groep inmiddels door zo een beetje alle andere maatschappijen waren afgewezen. Toch werd er een afspraak gemaakt tussen George Martin en Brian Epstein, en wel op 13 februari 1962.
Brian Epstein liet vol trots de Decca tape aan George Martin horen. En hoewel Epstein de Beatles had afgeschilderd als het nieuwe wereldwonder, was Martin allesbehalve onder de indruk. Sterker nog,hij vond hun repertoire ouderwets en achterhaald. Daarom vertelde hij aan Brian dat hij ze in de studio aan het werk wilde zien, om te bekijken of er iets met de groep te beginnen zou zijn. De Beatles zaten op dat moment in Hamburg, daardoor kon de EMI auditie niet eerder plaatsvinden dan op 6 juni 1962.
HET EERSTE RADIO OPTREDEN
Nog voordat de auditie bij Parlophone zou aanvangen,maakten de Beatles al op 7 maart 1962
hun radio debuut in het programma Here We Go van de BBC. De Beatles moesten hiervoor naar
Manchester,waar alle opnamen voor dit programma plaats vonden. Er was altijd live publiek bij aanwezig, en Brian Epstein regelde vanuit Liverpool een busreis voor de vele plaatselijke Beatles fans om de groep enthousiast tijdens hun debuut bij te staan. Het programma werd een dag later uitgezonden en de Beatles speelden Hello Little Girl, Memphis Tennessee, Dream Baby en Please Mr.Postman. Helaas zouden alleen de laatste drie nummers via de BBC te beluisteren zijn. Om voor dit radioprogramma in aanmerking te komen moesten de Beatles op 12 februari 1962 eerst nog een auditie doen.Deze auditie werd gedaan voor producer Peter Pilbeamen Tijdens deze auditie speelden de Beatles Like Dreamers Do, Till There Was You, Memphis Tennessee en Hello Little Girl. Na afloop van het radio optreden op 7 maart werd de groep opgewacht door een groot aantal vrouwelijke fans en was het overduidelijk dat Pete de meest populaire Beatle was bij de dames. Dit tot ongenoegen van John, George en vooral Paul. Het zou uiteindelijk mede bepalend zijn voor het lot van Pete Best als Beatle.
EMI ABBEY ROAD STUDIO’S
De Abbey Road studio’s van EMI maakten op de Beatles een overweldigende indruk. Ze hadden in Hamburg bij Polydor en in Londen bij Decca al enige studio ervaring opgedaan,maar Abbey Road was vergeleken daarbij een paradijs. In de kantine maakten de jongens kennis met George Martin maar het was producer Ron Richards die de Beatles tijdens deze auditie zou bijstaan. Vliegensvlug lieten ze aan Richards een dertigtal nummers uit hun repertoire horen. Net als George Martin eerder bij het beluisteren van de Decca opnamen vond ook Richards alles nogal saai klinken. Als het aan hem had gelegen, gaf hij later eerlijk toe, was de Beatles opnieuw geen contract aangeboden. Maar gelukkig hing het niet van Ron Richards af, die had alleen maar de opdracht van George Martin gekregen om een paar nummers te selecteren die eventueel voor een plaatopname in aanmerking zouden komen. Na het avondeten werden er door Richards uiteindelijk vier nummers goed genoeg bevonden voor een proefopname. Dit waren Love Me Do, Ask Me Why en Besame Mucho. Over het vierde nummer dat werd opgenomen bestaan verschillende verhalen. Er zijn bronnen die Please Please Me vermelden als vierde, anderen (waaronder het boekje bij de dubbel cd Anthology 1) hebben het over P.S.I Love You. In elk geval zouden twee nummers van deze sessie,namelijk Love Me Do en Besame Mucho, bewaard blijven in de EMI archieven. Ze zijn dan ook terug te vinden op de al eerder genoemde dubbel cd Anthology 1. De geluidsman was Norman Smith, die net zo min onder de indruk van de Beatles was als Richards. De tape met vier nummers werd doorgegeven aan George Martin en Richards vertelde erbij dat wanneer Martin besloot toch een plaat met de Beatles te gaan opnemen ze beslist een betere drummer moesten hebben. Na de tape beluisterd te hebben kon hij zich helemaal vinden in de kritiek van Smith en Richards. Hij vond Besame Mucho niet echt vernieuwend en de eigen composities van John en Paul vond hij helemaal niets. George Martin en Norman Smith trokken dan ook behoorlijk van leer tegen de jongens. Een uur lang kregen ze behoorlijk wat kritiek te verwerken,zoals over hun repertoire, hun eigen nummers,het drumwerk enz. enz. Uiteindelijk vroeg Martin aan de jongens of er ook iets was dat hun niet beviel. Na een korte stilte antwoorde George Harrison gevat: Ja die stropdas van jou, die bevalt mij helemaal niet. Het was deze grap van George die het ijs zou breken. Martin kon de grap waarderen en de Beatles lieten nu de ene grap op de
andere volgen. Het is bijna zeker dat ze met hun humor uiteindelijk bij Parlophone het platencontract verdienden.
Terug in Liverpool kreeg Paul, net zoals John een paar weken eerder, van zijn toenmalige vriendin Dot Rhone te horen dat ook zij in verwachting was. Tegen beter weten in beloofde Paul met zijn vriendin te zullen trouwen. Maar ondanks het feit dat hij in Hamburg al een verlovingsring voor haar had gekocht was een huwelijk werkelijk het laatste waar hij zich mee bezig wilde houden. Vijf dagen na de Parlophone auditie, op 11 juni 1962, werden de Cavern optredens opnieuw onderbroken voor een tweede radio optreden in Here We Go in Manchester. De Beatles speelden Ask Me Why, Besame Mucho en A Picture Of You. Het zou het laatste radio optreden worden van de Beatles met Pete Best op drums. Het programma zou vier dagen later,op 15 juni,worden uitgezonden.