Maarten van Roozendaal
Maarten van Roozendaal - Sevilla songtekst
Je score:
Wij schrijven niet al te lang geleden Sevilla, Zuid-Spanje Of voor de Spanjekenners: Sebilla Ik zit in een vol café in de hoek zit een gitarist Mooi instrument, gitaar, wel moeilijk hoor, ’t is wel moeilijk Helemaal met een gitaar maar hij gaat nu een moeilijk stukje spelen, prachtig D’r staat een man op die begint spontaan te zingen Ik zing, nou ik zing niet, ja ik zing even spontaan Mwaaaa, genoeg, het gaat mij om de inhoud van het gezongene, spontaan, hè Het is nu veertien weken tegen de veertig graden Mijn familie en ik, wij weten van een tuin iets buiten de stad De oogst is mislukt, al ’t werk voor niets Wij zijn geraakt aan de bedelstaf Ik denk: dit wordt een geweldige avond De tweede man staat op Het is nu al veertien weken zeker veertig graden De oogst is mislukt, mijn moeder is ziek Wij zijn aan de bedelstaf Een dokter kunnen wij niet betalen Ik hou van mijn moeder Zij maakt de lekkerste soep van de hele straat Het is nu al veertien weken dik boven de veertig graden Mijn moeder is zojuist overleden - Aaah Haar laatste wens is om begraven te worden Op de begraafplaats van haar geboortedorp zestig kilometer verderop Ik hou van mijn moeder, ik hou van mijn moeder Zij maakte de lekkerste soep van heel Sebilla Hoppa Mijn broer belt nu bij de buren, de padré van het dorp Er is nog één gat vrij maar dan moeten we wel opschieten ’t Is nu veertien weken, nou, boven de vijfenveertig graden Mijn moeder is al twee dagen dood Mijn broer heeft een auto geleend van een vage vriend Ik zit met m’n broer achter, m’n moeder tussen ons in Mijn andere broer aan het stuur O, ik hou van mijn moeder, ik hou van mijn moeder Ik ben dol op mijn moeder Zij maakte de lekkerste soep van heel Zuid-Spanje en Portugal erbij Soppa, soppa ’t Is inmiddels zestien weken tegen de vijftig graden Mijn moeder is al zes dagen dood Ik hou van mijn moeder Zij maakte de lekkerste soep van heel Europa Ik zit met m’n broer achter, m’n moeder tussen ons in Mijn andere broer staat voor bij de motorkap O, broer, is ’t de carborateur, broer, is ’t de carborateur, broer Of is ’t brandstof Het is nu al achttien weken boven de vijftig graden Wij staan voor de begraafplaats van mijn moeder Mijn broer is gaan kijken Mijn moeder is nu al zeker vier weken dood Geen gat Ik ren de begraafplaats op, ik begin te graven Ik hou van mijn moeder Zij maakte de lekkerste soep van de hele wereld De padré rent naar buiten: “Stop jij te graven, stop te graven” Stoppa, stoppa, stoppa ’t Is nu al twintig weken tegen de zestig graden Mijn moeder is al vier maanden dood Wij mieteren haar soep in een greppel En rijden naar huis