Er was eens een mijnwerker in Geleen
Die stiekem des nachts naar de stad verdween
En of het nou Pasen of Pinksteren was
Hij keek zoals altijd te diep in het glas

Hallee, hallee
Hallee, hallee
hallejuja  

Hij ging naar de meisjes van licht allooi
En sliep naderhand op de bonnefooi
Of het nou Pasen of Pinksteren was
Z'n roes uit in het hooi of het gras

Hallee, hallee
Hallee, hallee
hallejuja  

Eens toen hij de weg langs 't vliegveld nam
En dicht in de buurt van de loodsen kwam
Daar hoorde hij zingen, zo helder als glas
De mijnwerker wist niet dat het kerstavond was

Hallee, hallee
Hallee, hallee
hallejuja  

De mijnwrker niet beter dan u of ik
Wierp gauw door het raam een nieuwsgierige blik
O, hoe wonderschoon
Gelegd in ween kribbe Gods enige zoon

Hallee, hallee
Hallee, hallee
hallejuja  

Hij zag daar zoals in het kerstlied staat
De engelenscharen in goudbrokaat
De herders van 't oeroude kerstverhaal
Die zongen een schitterend kerstkoraal

Hallee, hallee
Hallee, hallee
hallejuja  

In Schin-op-Geul en ook in Geleen
En ook in Maastricht kent nu iedereen
De mijnwerker die sindsdien het drinken laat
En ook niet meer naar de kroeg toegaat

Hallee, hallee
Hallee, hallee
hallejuja