Het was rond kwart na negen
Ze stond daar in de regen
Ik stopte en ik zei: ik rijdt je wel tot thuis
Ze leek me heel bevallig
Maar toen zag ik toevallig
Een staart door haar jurk en dat vond ik niet pluis
Toen zag ik ook haar snavel
En rook de stank van zwavel
Ze kwam in mijn wagen en ik sprong er uit
Ik voelde mij bedonderd
Gekweld en heel verwonderd
Ze zei: maak je niet druk ik leg het je wel even uit

Kijk ik heb een mooie staart
En die staat vol leuke schubben
In mijn tenen zijn er groefjes 
En ik loop op leuke hoefjes
Zoals de duiveltjes dat doen
In de hel loop ik spiernaakt
En ik werk er met de drietand
Kijk dit zijn nou echt geen grapjes
Want ik maak heel lekkere hapjes
Van wat mensen, vlees en vuur

‘k Durfde het bijna niet wagen
Om haar nog iets meer te vragen
Maar ze opende haar snavel en begon haar betoog
Ze zei: jij hartenbreker 
Ik kom bij jou als spreker
Voor alle meisjes die je reeds bedroog
Ze zei: je wordt ook duivel
Een echte ware duivel
En kijk daar stonden plots twee hoorntjes op mijn kop
Ik was wel erg verbolgen 
Maar ‘k heb haar moeten volgen
‘k Moest meer naar de hel, er zat niets anders op

Nu heb ik een mooie staart
En die staat vol leuke schubben
In mijn tenen zijn er groefjes
En ik loop op leuke hoefjes
Zoals de duiveltjes dat doen
In de hel loop ik spiernaakt
En ik werk er met de drietand
Kijk dit zijn nou echt geen grapjes
Want ik maak heel lekkere hapjes
Van wat mensen, vlees en vuur