M’n buurvrouw uit de straat is een mensch, die heel graag praat
Haar naam is Juffrouw Kalleker
En zij woont naast juffrouw Smit
Komt juffrouw Smit voorbij
Begint de roddelarij
Ieder, oud en jong komt dan op de tong
Dat gaat zoo, hoor maar naar mij

O juffrouw Kalleker, o, juffrouw Kalleker
Mensch, hoe gaat het, ik heb je een week al niet gezien
Gisteren zag ik je nog met Piet
Maar je zag me zeker niet
Ik kon het zien
Je wilde mij niet zien misschien

O, juffrouw Smit, o juffrouw Smit
Ik zie zoo heel slecht als ik op m’n blinde darm zit
‘k Wou es zien of jij me zag
‘k Zag je al den heelen dag
Is ’t waaracchtig, juffrouw Kalleker
Vast en zeker, juffrouw Smit

O, juffrouw Kalleker, o, juffrouw Kalleker
M’n oudste jongen die heeft weer niet opgepast
Toen op de keien zat
Heit ie een gulden weggejat
En nu zit ie voor zes maanden in de kast

O, juffrouw Smit, o, juffrouw Smit
Als je stelen wilt, terwijl je niet graag zit
Steel dan een ton, je wordt bedaard
Ontoerekenbaar verklaard
Is ’t waarachtig, juffrouw Kalleker
Vast en zeker, juffrouw Smit

O, juffrouw Kalleker, o, juffrouw Kalleker
Het is toch ongelijk verdeeld het aardsche deel
Een haai is taai en een kalf is malsch
En een buldog heeft zoo’n propje hals en
Een giraf heeft zeven meter nek te veel

O, juffrouw Smit, o, juffrouw Smit
Wil ik nou es zeggen, waar ‘m dat in zit
Toen God de aarde schiep die tijd
Was hij net zijn duimstok kwijt
Is ’t waarachtig, juffrouw Kalleker
Vast en zeker, juffrouw Smit