Toen ik nog maar een knaapje was kwam elke week
uit Vogelzang een bloemenkoopman naar de streek.
Als men hem van ver zag komen,
gingen de kinderen samenstromen…
Wat was hij groot, wat was hij flink, de vreemdeling!

Ik, ik dweepte met die man, die ver uit Holland kwam,
want Holland was mijn droom!
Met heel zijn bloementooi, zijn molens en zijn vee,
de Jantjes en de zee… Mijn God wast was dat mooi!

Wanneer hij dan zijn bloemenkraan had uitgestald
en met zijn gulle lach, zijn vreug’d had uitgeschald,
had hij ’t hele dorp bewogen, blonken alle meisjesogen…
Wat was hij groot, wat was hij flink, de vreemdeling!

Ik, ik hoopte dat die man mij mee naar Holland nam,
want Holland was mijn droom!
Met heel zijn bloementooi, zijn molens en zijn vee,
de Jantjes en de zee… Mijn God wat was dat mooi.

Wanneer hij rond het middaguur was uitverkocht,
en op ’t terras van een café verfrissing zocht,
dan sprak hij met mooie woorden over zoveel vreemde oorden,
die hij bezocht, waarheen hij ging, de vreemdeling!

Ik, ik hoopte dat hij zei: “Kom maar eens mee met mij,
dan kan je Holland zien…
Met heel zijn bloementooi, zijn molens en zijn vee,
de Jantjes en de zee… Je zult het zien: ’t is mooi!”

Maar nooit heeft mij de vreemdeling één woord gezegd.
En toch kwam van mijn kinderdroom heel wat terecht:
ik zag de bloementooi, die molens en dat vee,
de Jantjes en de zee, reeds vaak op de teevee!

Het is misschien wel mooi
als je ’t in kleuren ziet,
maar technicolor Holland,
dat voldoet me niet.
’t Heb maling aan dat vee, die Jantjes en die zee
en heel die bloementooi… het is niet half zo mooi
dan wat ik op een dag
in ’t echte Holland zag.
Ik weet dat nooit één droom, zo’n heerlijkheid voorzag!

Toen ik nog maar een knaapje was, kwam elke week
uit Vogelzang een bloemenkoopman naar de streek…



Muziek: Eddie Defacq
Tekst: Will Ferdy (naar Eddie Defacq)