Hiep voor de dierentuin, de dierentuin, de dierentuin!
Hiep voor de dierentuin en daarna hiep hoera!
Hiep voor de dierentuin, de dierentuin, de dierentuin!
Hiep voor de dierentuin en daarna hiep hoera!
 
De dieren kwamen klagen bij de troon van koning Leeuw.
Je was al niet meer veilig in een park, nee!
Van mensen kon je nooit op aan. ‘Hoewel,’ zo riep de meeuw,
‘Noach nam ons toch maar in zijn ark mee.’
 De tijger wou bewapenen, de koe wou een verdrag.
‘Oorlog!’ riepen de apen en koning Leeuw zei: ‘Ach…’
 
En liep naar een dierentuin, een dierentuin, een dierentuin,
liep naar de dierentuin en iedereen liep hem na!
Hiep voor de dierentuin, de dierentuin, de dierentuin!
Hiep voor de dierentuin en daarna hiep hoera!
 
De ooievaar, de otter, de okapi en de ooi,
de olifant, de os die ooit een stier was,
de vink, de vlieg, het varken en de vlinder en de vlooi,
de krekel die het vriendje van de mier was,
de gnoe, de gier, de grutto en de grondeling, de griet,
de kikker en de kaketoe. En iedereen zong het lied.
 
Hiep voor de dierentuin, de dierentuin, de dierentuin!
Hiep voor de dierentuin en daarna hiep hoera!
Hiep voor de dierentuin, de dierentuin, de dierentuin!
Hiep voor de dierentuin en daarna hiep hoera!
 
Je mag er niet op schieten, want ze benne zwaar beschermd.
Zo veilig is het bos vandaag de dag niet.
De dierentuin die heeft zich over kat en muis ontfermd.
Ik geef ze altijd koekjes, maar dat mag niet.
Een hol om in te slapen en een degelijk ontbijt,
een goede lunch op stapel en het bedje is gespreid.
 
Hiep voor de dierentuin, de dierentuin, de dierentuin!
Hiep voor de dierentuin en daarna hiep hoera!
Hiep voor de dierentuin, de dierentuin, de dierentuin!
Hiep voor de dierentuin en daarna hiep hoera!