Mijn ouders moesten zo nodig verhuizen,
we woonden in een grote stad.
We zitten in een piepklein dorpje,
het is geen dorp, het is een gat.
Waar zijn al mijn vriendinnetjes waar ik mee speelde,
een straat vol vriendinnetjes, waar ik me nooit mee verveelde?

Hier zijn geen vriendjes, het is hier niets gedaan.
De kinderen op straat kijken me met open mond aan.
Ons huis is heel mooi, maar het is hier zo stil
en dat is nou net iets wat ik niet wil.
O, ik wou maar dat
we weer woonden in een heel drukke, rumoerige stad.

Mijn ouders moesten zo nodig verhuizen,
we wonen in een bungalow.
Je ziet hier paarden, koeien, schapen,
maar jongens, ik verveel me zo!
Hier zijn heel geen vriendjes, ik kan hier niet spelen.
Ja, vijf boerenjongens, die me niets kunnen schelen.

Hier zijn geen vriendjes, het is hier niets gedaan.
De kinderen op straat kijken me met open mond aan.
Ons huis is heel mooi, maar het is hier zo stil
en dat is nou net iets wat ik niet wil.
O, ik wou maar dat
we weer woonden in een heel drukke, rumoerige stad.