Vlaamse volksliederen
Vlaamse volksliederen - De boerkens songtekst
Je score:
De boerkens De boerkens smelten van vreugd en plezier Als den oegst is binnen getreden Zij gaen met hunne boerinnen te bier En zij maeken zeer goede cier Den bezem steekt ten vensteren uit Men danst er , men speelt er al op de fluit Op potten op pannen Op glazen op kannen Op allerhande geluid Op messen op schuppen op t'zoute vat Op hangel op tangel op dit en op dat Op t'trommeltje rom dom romme dom dom Op keteltjes lepeltjes , tikke tik tanck En dat duert er den heelen nacht lang Het opgetooide joffergeslacht Dat ziet men binnen de steden Dat zoekt nog altijd nieuwe draght Schoon dat er een ieder mee lacht Zij zitten heele uren voor t'toilet Eer hunne coiffuer is opgezet Zij dringen en wringen Zij kneden haer leden Om niet te zijn te vet Het haer gepoederd , op gedaen Dat moet a la nieuw mode staen Met krulletjes , frulletjes , strikjes en linten Friseersels , pareelsels en peireltjes aen Zoo ziet men die poppetjes gaen De jonkmans zoeken den nieuwen snuif Nieuwe moden en nieuwe lusten Zij houden ook veel van t'sap van de druif En zij gaen opgtepronkt als een duif Het dunkt hun een goed daggewin Als t'al geplooit is naer den zin Met kantjens en tantjens En hoeftjes en boeftjes Al dwaze pronkers Den eene draegt een sack aen t'haer Al of hij in t'zelve een koopman waer Den andere met paruik opver straet Waer aen dat hij bint eenig haer met een lint Ziet eens waermee dat dat volk is gedient Den advocaet en prokureur Zijn zulke borzeschuimers Zij lopen met uw schijven deur En nog laten zij u in t'gezeur t'Is vrienden : komt stelt uwe actie in Ik blijve borge voor t'gewin Citatie , collatie Arresten , requesten Van zulk eenen drolligen zin En als na altemale dat Gemaekt is uwe borze plat Na replique , triplique , revisie , remisie Requisitorialen die zakken uitmalen Nog krijgt gij t'proces aen uw gat Let op den handel van greffiers Baljuws of wel ontvangers Zij schrijven daer een hand papier Al en is het niet een zier Den boer meent dat het zoo moet zijn En doet terstond komen de wijn Zij zuipen en drinken En doen niet als schinken Dan zijn zij zo zat als een zwijn En als den boer komt naer de stede Dan brenght hij hun nog presenten mede Van hazen konijnen van kwakkels en zwijnen Dat smeren zij op en vullen den krop En drinken van Bacchus sop De muzikant , al zingt hij galant Het geldeken moet zijn verslonden Hij zit straks met de kan in de hand Om te blusschen zijn dorstigen brand t'Is al van ut , ré , mi , fa , sol Ja tapt nog eens mijn pintje vol ! Allegro , piano , zij drinken lantano Zoo krijgen t'zij in den bol Daer is nu heel t'concert verbruid Den eene die zingt er den anderen uit Zij spelen , zij krauwen , men zoud er af spouwen De bas , violist en de orgelist mist Daer ligt de muzike verkwist De kooplien met de pen in d'oor Die zitten vol angst en zorge Zij gaen van t'pakhuis naer t'kontoir En daer doen zij zoo menig devoor Zoo haest de spijs komt aen den tand Daer komen brieven in de hand Van te lossen met grossen Heel schepen met knepen Van menigen quaden kalant Van schipperkens en wipperkens , commissekens en wisselkens Van equargo , einquargo , in flanco , in blanco Zij domineren grosseren en banqueroeteeren Zoo vagen zij hun gat aen de wand De konings dienaer en soldaat Zijn zulke rauwe gasten Zij doen zo menig landsman kwaed Als het op een plunderen gaet Maer als de trommel allaerm slaet En t'leger in slagorde staet Voor vlammen en vieren Uit grove mortieren Zoo menig het leven er laet Het kruid en lood dat vliegt als kaf Van pief poef paf , de benen af Van ermen en hoofd , van t'leven beroofd Daer onder den voet gestampt in het bloed Daer ligt die kloeke moed Beziet den handel van barbier Doctor en apotheker Zij krabblen op een stuksken papier Een regelken drie of vier Daer krijgt gij druppel vijf of zes Uit een gedistileerde fles t'Zijn pillen en grillen , konserven , reserven Van zulk een drollig acces Uw maeg wordt een kruiwinkel - kas Vol compas en vol zulk een bras Van reutelink , preutelink in uwen buik Daer moet gij t'nog kakken of spouwen uit Zijt gij daer mede niet wel gebruid ? De looze maetjes van de zee Sinoisen , oostindie vaerders Waneer zij zijn op de regte zee Zij en vreezen van druk of wee Maer zoo daer opstaet een tempeest Dan zijn mijn maets zoo zeer bevreesd Zij schudden en beven en roepen om t'leven Al of zij gaven de geest En zoo de storm mu is gedaen Dan smeeren zij weer van vooren aen Men ruist er , tuischt er , men dobbelt , men muist er t'Moet al door het kelegat gaen De pastor koster of kapellaen Die visschen op hun getijden Zoo iemand sterft , de klokken die gaen Dan wordt er een uitvaert gedaen Zij zingen met een blijde stem Vigelien en requiem Requiescat in pace , het geld in de kasse En zoo begraven zij hem Een paer getijden gefondeerd Een houwelijk gekontrakteerd Een vrouwe in het kraemHet kind zijnen naem Met het was van het lijk de kerke wordt rijk Zegt eens , heb ik geen gelijk ? De nonnen kwezels en begijn Zijn zulke goede zielen Maer als zij bij hunne patertjes zijn Zij en drinken geen water maer wijn Zij en maken geen groot geraes Maer komen met een vol kabaes Van waffels en koekjes , gewonden in doekjes En zoo zijn zij verheugd , maer eilaes ! Dikmaels wanneer zij korten tijd gedragen hebben hun habijt De kwezel den tip , de begijne den doek Die steken zij in t'dak of in eenen hoek En kiezen veel liever een broek Veel liever houd ik mij op het land Met boerkens en boerinnekens Zij houden t'geldeken in de hand En leven ook zeer plezant Hun dunkt dat zij wel heeren zijn Al drinken zij keeremelk voor wijn Een enkele kuit , de kan voor een duit Op Lijntjes gezondheid uit Met gort en brij en pannepastei Met moes en pap en zulk een sap Daer een hamelken bij , zoo spijzen zij blij Met Grietjen en Lijn , en Kaetjes en Trijn Wat dunkt u van dit festijn ? -------------------------------