Apen, die houden van bananen
Ze pellen apennootjes 
En klimmen in de bomen (bomen)
Apen, daar kun je echt mee lachen 
Ze hebben leuke ogen 
Een kind wil er van dromen (dromen)

Apen, die hebben grote handen 
Ze houden ook van dansen 
En grote oude banden (banden)
Apen, ze kunnen heel ver springen 
En houden ook van zingen 
Als jij en ik

Apen, die houden van het circus 
En kunnen ook jongleren 
En heel veel balanceren
Apen, ze kunnen bijna praten 
Je hebt ze in alle maten 
Als jij en ik

Apen, die lachen om de mensen 
En mensen om de apen
Is dat niet om te gillen (gillen)
Apen, die leven net als dieren 
Om mensen te plezieren
Maar ik zie geen verschillen (verschillen)

Apen ze hebben ook 2 armen 
Ze kunnen je omarmen 
En ook van iemand houen (houen)
Apen, die kennen 1000 liedjes 
En hebben ook verdrietjes
Als jij en ik

Apen, je kunt ze alles leren
Je moet het maar proberen
Ze lopen zonder kleren (kleren)
Apen, die zijn toch net als mensen
Ze kijken in de spiegel
Als jij en ik