Urbanus
Urbanus - Gestolen bromfiets songtekst
Je score:
Ik maakte een vlieger van een stapel oude kranten. Ze stonden vol slecht nieuws, rampen en problemen aan alle kanten. Ik dacht ik vlieg er eens mee naar de hemel, misschien weet God hiertegen wel van wanten. Ik klopte aan de hemelpoort en God zei: "Ik ben afwezig!" "Wee diegene die mij stoort!" riep zijn stem een beetje hezig. "Laat mij toch met rust, want ge ziet toch wel, ik ben bezig." Ik zag twee airhostessen die uit God zijn bedde sprongen. 't Lag daar vol lege whisky flessen en de kleerkast was verwrongen. God zei: "Wacht ik trek een broek aan en kom dan maar binnen, brave jongen." Ik zei: "Dag God, Ik ben Urbanus, 't is voor mij een grote eer!" Maar God zei: "Dat zal wel kunnen, maar ik herken u toch niemeer. En ge moet zo niet staan roepen, want mijne kop doet nogal zeer." Ik zei: "Heer, Heer, word toch wakker, de mens is in gevaar. 't Is al zo heet als bij de bakker, alle bommen liggen klaar. Als er ooit eentje ontploft, awel, dan verliezen we allemaal ons haar." En God zei: "'t Ziet er knap uit" toen hij naar de aarde keek, "Ik denk dat ik er voor de grap zelf een vlammetje aansteek. En 't kan zijn da'k op dat bolleke daarna nog wat radijsjes kweek." "En jouw tijd is hier verstreken, manneke, je was hier trouwens veel te vroeg, want om God te kunnen spreken ben je bijlange nog niet dood genoeg. Maak maar dat je weg bent, of ik herschep je in een kreupele voetbalploeg." Ik hoorde met veel gekletter de hemelpoort dichtslaan. En toen stortte ik te pletter in de lange ezelsorenlaan, want ik had potverdorie toch wel mijn parachutteke niet aan. Ik zag een uitgemergeld negertje toen ik mijn ogen open deed. Het schreeuwde tot de Heer dat het vreselijk honger leed in de hoop dat God een kommeke rijstpap naar beneden smeet. Ik zei: "God ligt in zijn bedde, al eeuwen lang verscholen, maar hij zal je komen redden, ja, desnoods uit de riolen en hij was al lang hier geweest, had de duivel zijn bromfiets niet gestolen."