Er was eens een vrouw, ze braadde een haas
Lekker, heerlijk, zalig
Ze braadde een haas met tijm en paprika's
En met een scheutje sherry

Ze proefde de haas gebraden voor haar man
Bot na bot na botje
Gebraden voor haar man, met de hand in de pan
Totdat de pan weer leeg was

Ze riep haar zoontje: "Kom eens hier
Kom nou, vlug nou, snel nou!
Kom eens hier, jij lekker dier
Jij bent nu het haasje"

Ze braadde haar zoontje knapperig bruin
Lekker, heerlijk, zalig
Knapperig bruin met kruiden uit de tuin
En met een teentje knoflook
Zijn zus had gezien hoe het was gegaan
Met haar lieve broertje
Hoe het was gegaan, hoe die in de pan was gedaan
Door zijn eigen moeder

Vader kwam thuis met een knorrende maag
Wat had hij een honger
Met een knorrende maag "Wat eten we vandaag
Zet maar snel op tafel"

Hij stak zijn vork in een stuk vlees
Lekker, heerlijk, zalig
In een stukje vlees wat zijn zoontje was geweest
En hij begon te eten

Hij at een been en een malse arm
Hap na hap na hapje
Een malse arm, vol sap en warm
Wat kon zijn vrouw goed koken

Zusje keek toe naar haar ouders alle twee
Ze had niet zo'n honger
Naar haar ouders, alle twee, ze at niet mee
Niet van haar kleine broertje

Het eten was op en de pan was leeg
Op een bord de botjes
De pan was leeg, het zusje zweeg
Over het lot van broertje

Ze legde zijn botjes in het open raam
Netjes op een rijtje
In het open raam en riep zijn naam
"Pieter, kom tot leven"

De botjes groeiden aan elkaar
En ze kregen vleugels
Aan elkaar en kant en klaar
Zat daar een mooie vogel

De vogel vloog weg in de blauwe lucht
Met een sierlijk boogje
In de blauwe lucht vloog hij vliegensvlug
Naar een oude wasvrouw

De vogel zong een lied voor de oude vrouw
"Pieter, Pieter, twiet, twiet"
Voor de oude vrouw "ik hou van jou
Dag, mijn lieve wasvrouw"

De wasvrouw lachte de rimpels uit haar hoofd
Om de lieve vogel
De rimpels uit haar hoofd en ze heeft haar beloofd:
"Jij krijgt van mij een trouwjurk"

De vogel vloog met een jurk van zij
En met gouden draadjes
Met een jurk van zij vloog hij vogelvrij
Naar een oude goudsmid

De vogel zong een lied voor de smid
"Pieter, pieter, twiet, twiet"
Een lied voor de smid met heel veel pit
"Dag mijn stoere goudsmid"

De goudsmid danste van pret en plezier
Rondjes om de tafel
Van pret en plezier van je tierelieer
En gaf de vogel munten

De vogel vloog van hier naar daar
Naar een oude molen
Van hier en daar naar een molenaar
En zong voor hem zijn liedje

De molenaar joeg de vogel weg
"Maak eens dat je wegkomt"
De vogel weg, wart een herrie zeg
En hing een steen om zijn nek heen

De vogel vloog naar huis met gemak
"Pieter, Pieter, twiet, twiet"
Naar huis met gemak, ging zitten op 't dak
Met de drie geschenken

Zusje zag iets door de gootsteen gaan
Wat mocht dat wel wezen
Door de schoorsteen gaan, ze ging bij de kachel staan
En droeg toen een trouwjurk

"Kijk eens, vader", zei ze blij
"Wat ik heb gekregen
Zei ze blij "een jurk voor mij
En met een witte sluier"

Vader ging bij de kachel staan
Wat zou hij wel krijgen
Bij de kachel staan en daar kwam het aan
Een pot met gouden munten

Moeder duwde hem heel ruw opzij
"Uit de weg nu, kerel
Wegwezen jij, nu komt er iets voor mij"
En wat er toen gebeurde

Moeder kreeg voor haar alleen
Dat zal haar mores leren
Voor haar alleen een molensteen
Boven op haar kanis

Dat was het einde van de vrouw
Die zo goed kon koken
Van de vrouw die een haas braden wou
En haar lieve zoontje