't Kliekske
't Kliekske - De ware liefde songtekst
Je score:
Ik was nog maar achttien jaar oud, van vrijen was ik niet benauwd. Ik vrijde al met een kapoen, hij wandelde met mij in 't groen. We waren een schoon jeugdig paar. Als mijn ouders dat werden gewaar, dat was tegen mijn vader zijn zin, dat de liefde mij dwong en bemin. Mar dat weet ik niet, of dat liet ik niet, waarom mijn vader mij dat toch verbiedt. (bis) En ik sprak er mijn vader eens aan, en ik wil er de trouw mee in gaan. En omdat er de liefde mij dwong, sprak hij: Och ge zijt nog zo jong! En hij sprak: en gij wordt al gevrijd, zo vroeg in uwen jonkheid verleid. En hij kreeg het gedacht in zijn kop, en hij sloot er mij seffens op. O! Wat droef getraan werd mij aangedaan, moest ik alleen op mijn slaapkamer gaan. (bis) Maar twee, drie dagen daarna, mijne minnaar dit werd gewaar, en hij kreeg er een goed gedacht. Hij kwam in de duistere nacht. En hij sprak er: mijn liefste zoet, wij zullen vechten met spoed! En hij haalde zijn liefste bruid, langs het venster de slaapkamer uit. Hij sprak geducht: en maak geen gerucht, wij zullen samen gaan al op de vlucht. (bis) Maar als er da dag brak aan, als vader de lere zag staan; dan sprak hij met droevig getraan: Mijn dochter is weggegaan. Hij schreef er dan spoedig een brief, bij haar met haar zoete lief. Zij die waren al lang op de reis, in 't Frans, naar de stad van Parijs. Ja met geld en goed, vol van overvloed. Ziet toch wat dat er de liefde toch doet. (bis) Hunne ouders die maakten droefheid, omdat ze hun kinderen zijn kwijt. Maar na twee, drie jaren daarna, dan keerden zij weer met malkaar. Ze trouwden voor de kerk en voor de wet, de trouw was hen vroeger belet. En ach ouders en denk er ook aan, dat gij dat vroeger ook hebt gedaan. En wees altijd in uw hart verblijd, eer dat ge uw kinderen zijt kwijt. (bis) Opgetekend te Huizingen