De nacht kan niet slapen,
De sterren gedoofd,
De lucht huilt onafgebroken.

Mijn stappen zijn traag,
Storm in mijn hoofd,
Te veel woorden onuitgesproken.

Ach de tijd gaat snel voorbij,
Maar niet te snel om niet te vergeten.

En ik weet dat jij zal komen,
Langs de sporen in ’t zand,
Nee, geen uitgestorven dromen,
Lang bevroren op het strand.

Schuim op de branding,
De koppen furieus,
Door de maan vooruit gestuwd, en,

Ze spoelen het weg,
En ze slaan minutieus,
Maar haar driften gaan nooit geluwd zijn.

Ach de tijd gaat snel voorbij,
Maar niet te snel om niet te vergeten.

En ik weet dat jij zal komen,
Langs de sporen in ’t zand,
Nee, geen uitgestorven dromen,
Lang bevroren op het strand.

Omdat we erin zijn blijven geloven,
Met ons zelf gaat echt alles goed,
Bij eb komt weer alles naar boven,
Daarom hou ik zo van vloed,
Vloed.

En ik weet dat jij zal komen,
Langs de sporen in ’t zand,
Nee, geen uitgestorven dromen,
Lang bevroren op het strand.

En ik weet dat jij zal komen,
Langs de sporen in ’t zand,
Nee, geen uitgestorven dromen,
Lang bevroren op het strand.