Rob de Nijs
Rob de Nijs & Loeki Knol & Hamelen & Hameler Kinderkoor - De meneer van het Hooggerechtshof songtekst
Je score:
Dit is het late middaglicht, nu zal het vast niet lang meer duren. Ik zie het met mijn ogen dicht: de rode zon staat op de muren. De huizen aan de waterkant, die zet de zon voor hete vuren. Hij zet hen een voor een in brand. En de meneer van het Hooggerechtshof verlaat om vijf uur zijn kantoor. Hij kijkt niet op, hij kijkt niet rechts of links. Hij loopt gewoon maar door. Om half zes voor het eten thuis, dan bij het raam naar buiten turen, naar wie voorbij komt langs het huis en wie naar binnen bij de buren. Op tijd naar boven en naar bed of moet ik pa naar boven sturen? Dat is de dag van a tot z. Er kraakt alleen een verre wagen over de keien van de stad. Om negen uur nog negen slagen, dan heb je heel de dag gehad. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, ik ben bang. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, o liefje. Het is weer tijd om op te staan. Ik hoor een derde paard en wagen zo vroeg al naar de markt toe gaan, twee boeren die een varken dragen, een meisje met een rieten mand dat aan een man de weg moet vragen. Ze heeft haar broertje aan de hand. En de meneer van het Hooggerechtshof, hij gaat om acht uur naar kantoor. Hij kijkt niet op, hij kijkt niet rechts of links. Hij loopt gewoon maar door. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, ik ben bang. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, o liefje. De middag komt met soep en pap. Ik hoor het kleine meisje zingen, dat op de stoep de ramen lapt en denkt aan doordeweekse dingen. Ik speel alleen het bikkelspel of maak met krijtsteen kleine kringen. Het is me zo de middag wel. Om drie uur al de eerste wagen over de keien uit de stad, twee boeren die een varken dragen, een koopman met een rollend vat. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, ik ben bang. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, o liefje. Dit is het late middaglicht, nu zal het vast niet lang meer duren. Ik zie het met mijn ogen dicht: de rode zon staat op de muren. De huizen aan de waterkant, die zet de zon voor hete vuren. Hij zet hen een voor een in brand. En de meneer van het Hooggerechtshof verlaat om vijf uur zijn kantoor. Hij kijkt niet op, hij kijkt niet rechts of links. Hij loopt gewoon maar door. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, ik ben bang. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, o liefje. Hamelen... En de meneer van het Hooggerechtshof verlaat om vijf uur zijn kantoor. Hij kijkt niet op, hij kijkt niet rechts of links. Hij loopt gewoon maar door. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, ik ben bang. Ik zou er heel graag willen zijn, o liefste, duurt het nu nog lang, maar is de kans niet heel erg klein? O liefje, liefje, o liefje.