Zeg Sinterklaas, ik wil zo graag een plantje,
zo eentje waar een lekkersboom van groeit.
Ik heb dan zelf een fijn luilekkerlandje:
een boom die elke dag vol snoepjes bloeit;
waarvan je toverballetjes kunt plukken,
gevulde koek en brokken speculaas
en chocolade, hele grote stukken.
Zou dat niet kunnen, beste Sinterklaas?

Olé, Sinterklaas!
Oké, Sinterklaas!
Niet dat benauwde, niet dat benauwde!
Kom op, Sinterklaas!
Kom op, Sinterklaas!
Niet dat benauwde, kom op!

Zeg Sinterklaas ik wil zo graag een doosje
met binnenin een huiswerkautomaat:
je schriften in de gleuf en na een poosje
komt heel de mikmak uit het apparaat.
Het is afgelopen, ’s avonds, dat geploeter.
De taal, de sommen, Frans of natte his,
we doen het stiekem thuis in de de computer.
Sint, kijk eens of dat te versieren is.

Olé, Sinterklaas!
Oké, Sinterklaas!
Niet dat benauwde, niet dat benauwde!
Kom op, Sinterklaas!
Kom op, Sinterklaas!
Niet dat benauwde, kom op!

Zeg Sinterklaas, ik wil zo graag een ukkie,
een klein kaboutertje dat alles kan.
Een ventje met hier aan z'n kin zo’n plukkie,
die me kan helpen als zo nu en dan
de hele zaak in het honderd dreigt te lopen
en die me dan wat helpt met toverij.
Zou u zo'n dwergje voor me kunnen kopen?
Dan zijn mijn zorgen wel voorgoed voorbij.

Olé, Sinterklaas!
Oké, Sinterklaas!
Niet dat benauwde, niet dat benauwde!
Kom op, Sinterklaas!
Kom op, Sinterklaas!
Niet dat benauwde, kom op!

Olé, Sinterklaas!
Oké, Sinterklaas!
Niet dat benauwde, niet dat benauwde!
Kom op, Sinterklaas!
Kom op, Sinterklaas!
Niet dat benauwde, kom op!
Niet dat benauwde, kom op!