Kom met mij en maak het bont!
Kom mee, de kermis rond!
Op de zweef en aan de zwier,
Een kraampje daar en een molen hier.
En strakjes moe en blij naar huis,
Van een kouwe kermis thuis!

Op een kouwe kermis, ja, een kouwe kermis,
O, een kouwe kermis op een ijskoud plein.
Doe wel je wollen wanten aan!
Blijf niet te lang aan het kantje staan!
De poffertjes gaan als een trein.
Daar schijnt het lekker warm te zijn.

Het is een kouwe kermis, o, een kouwe kermis,
Het is een kouwe kermis op een ijskoud plein.
Iedereen staan te klapperen:
Een kermis voor de dapperen.
De ijscoman daar op de stoep
Heeft hoorntjes met hete soep!

Op zulke koude dagen weegt de Dikke Dame
Met alle tien haar vesten aan zoveel als wij vier samen!
Ik zat net in de achtbaan, ik was wel even stil!
Ik had toen ik eruit kwam een ijsbloem op mijn bril!

Het is een kouwe kermis, o, een kouwe kermis,
Het is een kouwe kermis op een ijskoud plein.
Daar komt die man weer aangesloft
Die op de hoek kastanjes poft.
Die lieverd heeft, vergeet dat nooit,
Al zeven kleine jongetjes ontdooid.

We waren in het reuzenrad, da’s ook weer zoiets typisch:
Je gaat erin verhit als wat en komt eruit als diepvries.
Mijn vader heeft verloren bij de Kop van Jut:
Het kreng was vastgevroren, nou benne we allemaal blut!

Het blijft een kouwe kermis, o, een kouwe kermis,
Maar die kouwe kermis krijgen we wel klein.
We duiken warme kramen in.
Het spookhuis gaan we samen in.
En in de schiettent staat een bord,
Daar knal ik onze namen in!

Het is een kouwe kermis, o, een kouwe kermis,
Het is een kouwe kermis op een ijskoud plein.