De wereld van de dieren is een wondere
Er benne bij de dieren heel bijzondere
De koekoek die zijn ei in dure nesten leit
Het schaap dat voor zijn eigen dure vesten breit
De spin die allerhande sluwe netten spant
Op beesten moet je toch eens beter letten, want?
 
Kennen wij ook allemaal de gniffelhagedis?
Die giechelt elke avond als het donker is
Hahahahaha, midden in de nacht
En als de dag al daar is, dan giechelt hij nog zacht
Hij grinnikt in de kelder
Hij snatert bij de trap
Het beest kan enkel gniffelen en niemand ziet de grap.
 
O, o, o, de wereld is vol wonderen
O, o, o, maar dit zijn zeer bijzondere
We weten lang niet alles
Er is nog veel te doen
Want waarlijk, o, waarlijk, de wetenschap is groen
En wie zich wil verwonderen, kan dat voortdurend doen.

Kennen wij ook allemaal de buidelantilope?
Die vroeger in de avond om je tuinhek sloop,
op zoek naar verse nootjes
de oren steeds gespitst
En als hij dan wat hoorde, verdween hij in een flits
Het beste is uiterst zeldzaam
en bijna niet te koop
Een buik met negen zakken, waarvan zeven met een knoop.
 
O, o, o, de wereld is vol wonderen
O, o, o, maar dit zijn zeer bijzondere
We weten lang niet alles
er is nog veel te doen
want waarlijk, o, waarlijk, de wetenschap is groen
En wie zich wil verwonderen, kan dat voortdurend doen.

Kennen wij ook allemaal de klauterolifant?
Voornamelijk te vinden aan de waterkant
Het beest kan heel slecht klimmen
het lijf is veel te lomp
En als hij het dan toch doet, dan valt hij in de plomp
Steeds opnieuw proberen
Altijd in de weer
Een bof dat hij meteen valt, want hoger doet het zeer.
 
O, o, o, de wereld is vol wonderen,
O, o, o, maar dit zijn zeer bijzondere
We weten lang niet alles
Er is nog veel te doen
Want waarlijk, o, waarlijk, de wetenschap is groen
En wie zich wil verwonderen, kan dat voortdurend doen