Trommel maar, trommel maar kleine man.
Trommel maar onbedaarlijk.
Het is nog niet gevaarlijk.
Trommel maar, rataplan…
Zolang de trommel de maat niet slaat
van honderd laarzen in de straat,
de maar niet slaat van een peloton
dat weg marcheert aan de horizon.
Zolang je moeder het hoort en lacht,
zolang ze niet waakt en niet weent en niet wacht.
Trommel maar kleine man.

Marcheer maar, marcheer maar kleine man.
Marcheer maar onbedaarlijk.
Het is nog niet gevaarlijk.
Marcheer maar zover je kan…
Zolang je niet naar het front marcheert,
zolang je gaat maar ook wederkeert.
Zolang je niet stappen moet voor de haat,
zolang je thuis niemand achterlaat.
Zolang je moeder het hoort en lacht,
zolang je niet waakt en niet weent en niet wacht.
Marcheer maar kleine man.

Zwaai je geweer, kleine man.
Zwaai het maar onbedaarlijk.
het is nog niet gevaarlijk.
Zwaai het zo hoog je kan…
Zolang de knal je nog doet juichen,
zolang er wel kruit is maar geen bloed.
Zolang je niet schiet met scherp en schroot,
zolang je wel mikt maar nog niet doodt.
Zolang je moeder het hoort en lacht,
zolang ze niet waakt en niet weent en niet wacht.
Zwaai maar kleine man.

Trommel maar, trommel maar kleine man.
Trommel maar onbedaarlijk.
Het is nog niet gevaarlijk.
Trommel maar, rataplan…
Trommel maar en kraai maar van de pret.
Blaas al je blijheid in je trompet.
Trommel maar douw en dageraad
want als je groot bent is ’t te laat.
Zolang je moeder het hoort en lacht,
zolang ze niet waakt en niet weent en niet wacht.
Trommel maar, kleine man.

Trommel maar.
Trommel maar,
rataplan, rataplan…



Muziek: Miel Cools
Tekst: Bert Broes