Martine Bijl
Martine Bijl - De mannen zijn zo slecht nog niet songtekst
Je score:
Haar moeder had nog zo gezegd: "Ga nou niet liften, lieve schat" Maar ja, ze was tenslotte achttien en dan wil je wel eens wat Dus stond ze op een zomermorgen met zo'n bordje met 'Parijs' Nog wat onwennig langs de snelweg voor haar eerste grote reis Na bijna anderhalf uur stopte er een wagen En voor ze nagedacht had was ze ingestapt Nou, de chauffeur deed ook geen moeite wat te vragen Dus die had zeker haar bestemming al gesnapt Zo zaten ze een tijdje naast elkaar te zwijgen Totdat hij plots'ling zei: "Ben je alleen op reis?" Onmidd'lijk voelde ze zichzelf de kriebels krijgen Ze dacht: "Die wil wat en dat wil ik voor geen prijs Maar als hij aan me durft te komen ga ik gillen En als hij verder gaat, dan ga ik ook nog slaan" Maar hij deed niks, hij zei alleen: "Ik moet naar Lille En dat is Rijssel, mocht u soms geen Frans verstaan" Om zich vervolgens te gaan wijden aan een lange monoloog Over zijn liefde voor zijn vrouw, dat zat hem blijkbaar nogal hoog En toen ze hem bij 't afscheid dankte voor de lift en het gesprek En hem spontaan een dikke zoen gaf, bloosde hij tot in zijn nek Waarmee maar weer eens is bewezen, zo u ziet De mannen zijn zo slecht nog niet Haar moeder had nog zo gezegd: "Jij in je eentje in zo'n tent Dat vraagt gewoon om aangerand te worden door een dronken vent Die na een hele avond zuipen in zo'n smerig Frans café Op weg naar huis denkt: "Kom, dat meissie daar, dat pik ik effe mee" " Maar op de camping heerste een vertrouwde drukte En toen ze goed en wel haar tent had opgezet Wat overigens pas na lang proberen lukte Ging ze doodmoe maar zonder zorgen naar haar bed Ze hing haar bovenkleren netjes aan een knaapje Kroop in haar slaapzak en vertrok naar dromenland Maar na een halfuur schrok ze wakker uit haar slaapje Want er was kennelijk iets vrees'lijks aan de hand Een mannenstem riep Franse dingen door haar dromen Terwijl een mannehand eerst aan haar voeten zat En daarna wenkte om naar buiten toe te komen Ze dacht: "Ach moeder, je hebt toch gelijk gehad" Maar het bleek enkel maar, dat ze haar tent niet goed had vastgezet Het had met haringen van doen, die heten in het Frans 'piquet' Ze gingen samen aan het werk, het was in een kwartiertje klaar En daarna kuste hij haar hand en zei alleen nog maar "Bonsoir" Waarmee maar weer eens is bewezen, zo u ziet De mannen zijn zo slecht nog niet Haar moeder had nog zo gezegd: "Die Franse jongens, nee, ach gad Ik heb er niks op tegen, maar ze denken enkel maar aan dat Nou ja, je weet wel, en al weet je met jeweetwel best wel raad Het is zo jammer, dat het altijd enkel om jeweetwel gaat" Dus in de overvolle dancing van het stadje Dacht ze voortdurend: "Meisje, hou je hoofd er bij" En als zo'n knul begon te fluisteren van: "Schatje" Dan zei ze nuftig: Had u het soms tegen mij?" Dat was een middeltje, dat prima bleek te werken Want voor een kat zijn al die Fransen als de dood Tot ze belandde in de zweterige vlerken Van een viriele jongeheer, genaamd Jean-Claude Die gaf geen krimp op al haar spitse Franse zinnen Die drong zich enkel maar heel dicht tegen haar aan Totdat ze dacht: "Nou ja, je kunt niet blijven winnen Jammer voor moeder, maar ik laat me maar verslaan" En samen met Jean-Claude verliet ze toen het etablissement Innig omstrengeld schuifelden ze in de richting van haar tent Helaas bleek daar, dat hij haar verder weinig meer te bieden had Want voor een diepergaand gesprek bleek hij uiteind'lijk veel te zat Waarmee maar weer eens is bewezen, zo u ziet De mannen zijn zo slecht nog niet Haar moeder had nog zo gezegd: "Het treft natuurlijk niet zo fijn Maar als jij t'rugkomt is er kans, dat wij net op vakantie zijn Mocht dat zo wezen, ga dan naar Oom Karel, want die weet er van Beloof me, dat ik ook wat dat betreft op je vertrouwen kan" Nou, inderdaad, toen ze terugkwam na zes weken Trof ze geen mens en ook geen mallemoer meer thuis En dus, gehoorzaam als ze steeds al was gebleken Begaf ze zich op weg naar Ome Karels huis En stond daar even later dapper aan te bellen Hoewel haar hart luidruchtig klopte in haar keel Want ze wist niet of hij het wel op prijs zou stellen Hij leek zo'n stijve, stugge man. Ja, wist zij veel Gelukkig bleek van stugheid helemaal geen sprake Oom Karel toonde zich onmidd'lijk blij verrast En voor ze goed en wel haar jasje los kon maken Had hij haar al, laten we zeggen, stevig vast Natuurlijk stribbelde ze tegen, maar dat lukte niet zo lang Toen lag ze languit op de harde cocosloper in de gang En Ome Karel bleek een man, maar Ome Karel bleek ook slecht Jaja, dat komt ervan, wanneer je altijd doet wat moeder zegt