Zo lang een beest maar niet zo sullig uit z'n oogjes loert
Niet weerzinwekkend tortelt en niet weerzinwekkend koert
Niet ieder restje friet of ander vet naar binnen propt
En niet vertikt opzij te gaan wanneer je er naar schopt

Zo lang het niet op monumenten zijn behoefte doet
Of op elk balkon op eieren of op en kuiken broedt
Zo lang een beest maar niet z'n nest bouwt van z'n eigen stront
Of vleugels heeft terwijl het toch nooit los komt van de grond

Zo lang het zich niet op verminkte stompjes voortbeweegt
Of schaamteloos z'n krop in kroost of soortgenoten leegt
Geen ziekte overbrengt of nieuwe ziekten genereert
Bij tien of honderdduizenden de steden infesteert

Zo lang z'n voedsel niet meteen als pus naar buiten vloeit
Hoeft heus zo'n beest van mij ook niet te worden uitgeroeid