ik zag heur voor ‘t eerst in een kroeg in de stad
en ik docht hier gaan we weer oep’t slechte pad
zij stoeng aan den toog met ne zeiker te klappen
een reden voor mij in heur richting te stappen
‘k zei tegen die zeiker « wa drinkte van mij »
en tegen heur pakt gij d’r ook maar iet bij
die zak ging efke weg oem te pissen
en ‘k zei tegen heur « wel ik kan me vergissen
maar ik denk da gij hier nog nooit zijt gewest »
« toch wel » zei die griet « wanneer was da voor’t lest ? »
ik had een gesprek, het ijs was gebroken
en ‘t kwijl da liep uit mijnen bek voor da vrouke

die peut die kwam veel te rap trug uit ‘t pissijn
en hij vroeg aan mij wa’t voor mij nog mocht zijn
« ‘k drink enkel nog pinten, ‘k hem last van de lever »
‘n pilske voor mij en veur heur ne jenever
d’r wier toen nog meer dan een rondje besteld
‘t begin van de maand iedereen had nog geld
ik heb veel geduld, al was ik aan’t stouwen
d’r wier wa geluld maar dan ni over vrouwen
ik dronk al die pinten schoon leeg lak ne grote
die zeiker ging weg met een stuk in z’n klote
ik bleef alleen over zo fier as een luis
« schatje, ik doen a direkt wel naar huis»

ik had mijnen auto ni ver geparkeerd
en d’r stapte zij in, heel ongegeneerd
ik zag ons al drekt in de lakens gaan rollen
maar zij zei ineens « mijnen buik is aan’t grollen
stopt hier maar want ik wil eerst nog iet eten »
maar dan bleek da z’heure sjakosj was vergeten
wij trug naar ‘t cafee en het was er nog feest
en al mijn vrienden trakteerden nog eerst
wij staan voor heur voordeur de vogeltjes fluiten
zij zei tegen mij « gij gebruikt toch kapoten »
‘k zei « maakt oe geen zorgen, hij raakt ni meer stijf
en nu mut ik echt trug naar huis naar mijn wijf »