Jenny Arean
Jenny Arean - Lost weekend songtekst
Je score:
’t Was opeens niet meer genoeg Een uurtje joggen ’s morgens vroeg Haar baan, de kleren die ze droeg ’t Was geen reden om te leven De kinderen elf en dertien jaar De rechter wees ze toe aan haar ’t waren schatten, da’s waar Maar wat ze miste kunnen kinderen niet geven Want zelfs als je de wereld kent Raak je er moeilijk aan gewend Dat je geen vrouw maar moeder bent Je raakt in eenzaamheid nooit werkelijk bedreven Ze dacht met weemoed aan de tijd Dat ze voor ’t laatst echt had gevrijd Twee jaren, ’t lijkt een eeuwigheid En op een avond na de afwas Toen zei ze “Hein, Mary-Lou, Jullie gaan fijn naar oma toe Want mama is een beetje moe” Ze gaf het toe, ’t Was een smoes die wel wat laf was Maar ja, wat zegt een moeder dan? “Ik heb behoefte aan een man Es zien of ik nog neuken kan” Ze houden hoogstwaarschijnlijk vragen of ze maf was Nou, dat weekend was ze dus alleen Geen pottenkijkers om zich heen Die plaat van Herman van Veen Kon ze nou eindelijk es draaien Zonder dat elke keer d’r zoon Zei: “Waarom zingt ie niet gewoon Ik haat die kerkelijke toon” Maar dat vond zei nou juist aan Herman het fraaie Drie dagen en twee nachten vrij Dus kwam ze eerst es effe bij Geen kokerij Alleen een ei En voor de buis met chocola en nootjes snaaien ’t was vrijdagnacht rond half twee En ze schrok wakker de tv Stond zacht te ruisen, net de zee De late film was afgelopen Ze had alleen ’t begin gezien Ze dacht: wat ben ik toch een trien De eerste nacht al androgyn En alle kroegen zijn nog zeker twee uur open Ik wou dit weekend toch op jacht Er rest mij anderhalve nacht En toen ze dit dus had gehad Is ze uiteindelijk d’’r bed maar ingekropen De tweede dag ging stroef van start Want ze ontwaakt wat verward Wat ging die zaterdag toch hard Ze liep d’r tijd maar te verklieren En toen ze koffie had gezet Na ’t verschonen van ’t bed En na het cleanen van de flat Nam ze een bad, het liep al aardig tegen vieren In bad ontspande ze weer wat Ze zou gaan eten in de stad En daarna was er nog tijd zat Om welbewust en rustig Iemand te versieren Ja, ’t maakte lekker, dat is waar Maar ’t restaurant had één bezwaar Ze zat pal achter een pilaar Nogal geïsoleerd te wezen Maar na ’t vierde glaasje wijn Vond ze ’t eigenlijk wel fijn Er zou nog volop herrie zijn Wanneer ze straks een attacker d’r langs zou sjezen Zeer chaud thermè van ‘t gebak En daarna koffie met cognac Ze nam nog even d’r gemak Tot nog toe ging ’t haar behoorlijk naar den vleze Toen ze ’t eten had betaald Is ze de stad wat doorgedwaald En heeft haar keuze toen bepaald Tot een café dat ze niet kende Ze was de drempel net voorbij Toen ze een stem hoorde die zei: “Verrek, kijk nou es, wat doe jij Zo laat op straat in deze bende?” ’t Was Annet de vrouw van Jan Een ex-collega van d’r man Die destijds speelde met ’t plan Om te verhuizen naar een flatje in Oostende Nou daar werd gebabbeld en gekauwd Ze raakte meer en meer vertrouwd Annet zei: “Kind, we worden oud ’t Valt niet mee voor ons soort meiden” Haar man had haar uit huis gezet En woonde nou dus in hun flat Daar in Oostende met een slet Nadat ze van die hoerenloper was gescheiden Ze raakte al een tikkie teut Maar namen toch maar nog een neut Annet was arbeidstherapeut Verdiende aardig dus het kon gelukkig lijen Ze schopte wakker door ‘t geweld Waarmee d’r aldoor werd gebeld Dus deed ze open, licht ontsteld Onder geleide van een kater ’t Waren Mary-Lou en Hein Ze kreunde: “Kinderen, wat fijn Dat jullie d’r nou weer zijn Maar ik verwachtte jullie eigenlijk wat later” Hein zei: “’t Is al half acht” En dat was later dan ze dacht Hoe laat zou ’t zijn geweest vannacht Toen klonk er uit het slaapvertrek een luid gesnater Ze keek als een verschrikt konijn Wat kon dat nou voor herrie zijn? Verbaasd keek Mary-Lou met Hein Hoe ze d’r slaapvertrek inrende Daar in d’r eigen grote bed Lag in d‘r blote kont Annet Die hikte: “Dat net al die slet Die nou bij Jan daar in die flat zit in Oostende Zij baalt nou vast al als een stier Van Jan, de frieten en het bier Terwijl wij godverdomme hier Mekaar de hele nacht behoorlijk goed verwenden” Ze dacht: verwennen? Ik? O, god Een klamme hand greep naar haar strot Ze dacht: ik ben opeens een pot Moet ik nou ook Opzij gaan lezen En hoe vertel ik ’t die twee? Mamma is lid van ‘t COC Met homo-demonstraties mee Ze kon voortaan Beslist geen goede moeder wezen Maar Mary-Lou had woord voor woord Evenals Hein heel onverstoord Annets verklaring aangehoord En zei: “Je bent dus van je moeheid nu genezen” Ze kwam tot de conclusie dat Men kinderen vaak onderschat En dat die vaak aanvaarden wat Er door de ouders nog alleen maar valt te vrezen