Schijnt de zon of valt er regen
Opgewekt en nooit niet ziek
Spoed ik mij langs plein en wegen
Naar mijn werk op het fabriek 
Ik wil vertrouwelijk met u spreken
Maar niet voortvertellen hoor
Ik ben verliefd op mijn klein Keeke 
Boodschaploopster van kantoor
Ik ben verliefd op mijn klein Keeke 
Boodschaploopster van kantoor

Zien ik in den duvelmeulen
Al die kleine pluuskes wol
Hoe ze dertelen, hoe ze speulen
Door elkaar, ze lijken dol
Ik heb er dikwijls naar gekeken
En dan gong steeds door mijn brein
Was de duvelmeulen Keeke
Dan wou ik zo’n pluuske zijn
Was de duvelmeulen Keeke
Dan wou ik zo’n pluuske zijn

Ik heb het dikwijls kunnen merken
Door een kierke van de deur
Bij meneer en bij de klerken
Heeft ze wel een streepke veur
Blauwe ogen helder kleeken
En heur tandjes als ivoor
Iedereen kent mijn klein Keeke 
Boodschaploopster van mijn kantoor
Iedereen kent mijn klein Keeke 
Boodschaploopster van kantoor

Onlangs gongen wij tezamen
Wat ik nogal dikwijls tref
Ik was net, ja, ik most me schamen
Maar ze zei dat geeft niks chef
Eensklaps gong ze aan het verbleken
Ik heb wat nieuws zei ze aan mijn oor
Ach wat heeft ze toen gekweken 
Mijn klein Keeke van kantoor
Ach wat heeft ze toen gekweken 
Mijn klein Keeke van kantoor

Traantjes liepen langs heur wangen 
In een helen groten hoop
Chef, ik heb me laten vangen
Bij mij is er wat te koop
Vader heeft het al vernomen
We gaan er samen nou vandoor
Ik wierd kwaad en ik zei potdome
Dat komt zekers van kantoor
Ik wierd kwaad en ik zei potdome
Dat komt zekers van kantoor

Den anderen morgen
Moest ik het vragen
Onzen heer kreeg o zo’n kleur
Trouwde gullie nou maar samen
Riep ten opslag ga maar deur
En elke mens heeft zijn gebreken
Zijnde groot of zijnde klein
Ik mag trouwen met mien Keeke
Maar wat er komt dat is niet van mijn
Ik mag trouwen met mien Keeke
Maar wat er komt dat is niet van mijn


(c) Jean-Louis Pisuisse