Jan De Wilde
Jan De Wilde - Walter, ballade van een goudvis songtekst
Je score:
Walter was heel tenger toen hij op de wereld kwam hij bestond praktisch enkel uit wat benen wat roos-blauw rimpelig vel en een veel te grote kop z’n moeder durfde hem bijna niet spenen. Maar na veel nachten zonder slaap, veel zorgen en geduld werd Walter al wat sterker en op zeven was ie ‘n doodgewone knaap, een beetje bleek misschien met het vooruitzicht op een onopvallend leven. Walter zat soms urenlang in het kippenhok, of soms op de knieën van z'n vader die zong in falset: Zalig zijn de zuiveren van hart ze zullen tot de Heer worden verzameld! Zijn vader, hoogstwaarschijnlijk zelf een zuivere van hart werd enkele jaren later ook verzameld hij deed net een uitval naar een zilveruitje op z’n bord het was gewoon maar een breuk van de hartader. Walters oom vond hem een baantje bij de Brabantbank hij deed z’n paperassenwerk voorbeeldig de directeur zei van ‘m: Walter is een flinke kracht maar om het ver te schoppen wat te melig ! Z’n vrienden schimpten: Heb jij wel eens ooit een vrouw gehad ? hij glimlachte onzeker en verlegen; Kom zaterdag na achten eens met ons mee naar de stad hij zei niet ja en sprak ze ook niet tegen. Op zaterdag, na achten, klom Walter reeds in bed terwijl het buiten naar jasmijnen geurde regelde zijn wekker, sloeg z’n bijbel op en las wat indertijd met Habakuk gebeurde. Toen nam de Brabantbank een nieuwe hulpboekhouder aan Saskia was mooi en heel gewillig, ze had vreemde licht ogen, ze was jong, ze was niet dom ze liet Walter helemaal niet onverschillig. De eerste keer dat hij haar vroeg, zei Saskia: misschien ze vond hem saaier dan ‘n dooie goudvis de tweede keer keek Saskia heel ernstig en zei ja een mens moet zich toch vestigen voor hij koud is ! ‘n Anjer in z’n knoopsgat liep Walter naar z’n werk liep zachtjes fluitend door de straten, de deur stond op ‘n kier, hij trok zich eventjes terug ze waren over Saskia aan ‘t praten. Arme stomme Walter, zei de hoofdboekhouder traag, je zou ‘m best niet op dat feestje vragen Jezus, Jezus, deed er een, wat heb ik in die laan ‘n pret gehad met Saskia in m’n wagen. Walter stond weer buiten, staarde in de zon Heer, in wie moet ik nog geloven? Het zoemde in z’n schedel, het antwoord kwam terstond: Bestemmeling is onbekend hierboven. De mensen lachten toen hij zei: Heer, wat moet ik doen ? Hij hoorde niets, hij leek wel in extase, het antwoord kwam dit keer van de affiches aan de muur z’n ogen lazen vaag: Houdt goed uw Pasen! Walter liet ‘n advertentie plaatsen in de krant: ik verklaar dat ik geen schulden zal betalen die Saskia gemaakt heeft, daar ik het echtelijk dak verlaten heb, getekend W. De Schraele. Walter keerde nooit terug naar de Brabantbank hij leerde eigenhandig kleiwerk draaien z’n kleren stonken maar hij zei: De vogelen des velds ze ploegen niet, ze zaaien noch ze maaien ... Hij leeft nu van z’n beeldhouwwerk, maakt Saskia’s van klei ze lijken allemaal wel heel tevreden ‘k Ben de Alfa en de Omega, bromt hij zacht in zichzelf ik heb de sleutels van de toekomst en het heden.