Hopeloos loop ik hier door de straat,
zonder doel, zonder haast, zonder jou.
Hopeloos, zelfs de lucht hangt vol mist, 
de hemel is triest en in rouw.
Eindeloos, duurt de tijd die ik slijt als de weg van de eenzaamheid.
Want de zon, de zon in mijn bestaan is ondergegaan,
de dag dat je weg bent gegaan,
en mij hopeloos achterliet.

Hopeloos, waar ik ben,
waar ik ga, waar ik zit, waar ik sta,
’t geeft niet waar.
Hopeloos, als ik ’s morgens ontwaak,
en ik merk dat ’t ontbijt me niet smaakt.
Hopeloos, ziet m’n toekomst eruit in dit huis, 
zonder hart, zonder ziel.
Want de zon, de zon in mijn bestaan is ondergegaan,
de dag dat je weg bent gegaan,
en mij hopeloos achterliet.

Hopeloos, loop ik hier door de straat,
zonder doel, zonder haast, zonder jou.
Hopeloos, zelfs de lucht hangt vol mist,
de hemel is triest en in rouw.
Eindeloos, duurt de tijd die ik slijt als de weg van de eenzaamheid.
Want de zon, de zon in mijn bestaan is ondergegaan,
de dag dat je weg bent gegaan,
en mij hopeloos achterliet.
En mij hopeloos achterliet.
En mij hopeloos achterliet.
En mij hopeloos achterliet.