De wekker gaat 
Twee uur te laat
Ik denk: Potverdomme
Dat moet mij weer overkomen
Dus ik spring uit mijn bed totaal van de kaart
Kijk in de spiegel: een stoppelbaard 
Mijn kin met scheerschuim in de sop
Pas dan valt mijn frank: de mesjes waren op 
Dan maar zonder te douchen die kranen open
Geen druppel water; het heeft vannacht gevroren
Als ik Murphy tegenkom
De man die deze wet verzon
Dan pak ik hem bij zijn pietje
En dan sleur ik hem door het slijk
Al was het maar om te zeggen:
“Meneer Murphy, U heeft gelijk”

Dan maar tandenpoetsen zonder water
Oude koffie tegen de kater
Van de ene vrouw naar ’t andere bed
Zeer plezant een tijd nooit goed opgelet 
Veel te veel drinken, ik schaam me dood 
’s Morgens ontwaken, helemaal bloot
Is er iets gebeurd?
Heeft er iemand iets gezien?
Kan er iemand mij vertellen
Waar mijn kleren zijn misschien?
Er wordt gebeld, ik neem de parlefoon
Met dank aan de heer Murphy
Doet dat ding het niet meer
Zie mij hier nu staan
geen kleren aan
Ik neem een oude ochtendkrant 
En daarmee bedek ik mijn jongeheer
Ik strompel door de gang, ik open de deur
En in het ochtendlicht staat een oudere heer
En net als hij mij iets wil vertellen
Slaat achter mij de deur in haar slot
Met een knal die zindert na
Ik zeg: “God ver
Domme, God”
De oude heer zegt: “Nee, nee, nee, Jehova”
Ik zeg: “Shit, wat heb ik nu gedaan”
Ik zeg: “Shit, wat heb ik nu gedaan
Rustig blijven, Hautekiet
Gedraag u als een echte man
In deze toestand is het trouwens zo moeilijk niet
Zie mij hier nu staan

Aaa

De oude heer troost mij
Volgens hem is de oplossing van mijn problemen nabij
het staat allemaal geschreven in een of ander testament
En dat heeft hij toevallig bij
Ik zeg: “Man, dat kan je toch niet maken
Dat je iemand als ik 
Iemand die je, och arme, amper kent
Dat je mij met naam en toenaam al zou vermelden 
In je eigenste testament”  
De oude heer zegt: “Nee, nee, nee, nee, nee
’t Is eerder een kwestie van geloven
Daardoor kunnen blinden zien
Daardoor horen de doven
Lammen kunnen lopen
Kreupelen kunnen springen
Het is een kwestie van geloven
En kunnen zelfs Vlaamse zangers zingen
Geloof dat God bestaat
Dan bestaat hij ook
Als je niet gelooft dat God bestaat
Dan gaat hij op in rook
Als je gelooft dat je een echte man bent
Dan is dat zo, ook al ben je eigenlijk een vrouw
Als je gelooft dat je warm gekleed bent
Dan is dat zo ook al bibber je van de kou”

Aaa
Amen
Aaa
Amen

Ten einde raad geloofde ik de oude heer
Ik geloofde dat ik een broek aanhad
En een lange winterjas van leer
ik geloofde dat ik schoenen droeg
Die ik zelfs niet een kon betalen
Ik geloofde in een hoge hoed
Zo een waaruit je een konijn kunt halen
Ik geloofde in een witte zijden sjaal
En een wandelstok met blinkend handvat
Ik leek wel op een echte tenorzanger
Alhoewel ik veel meer bekijks had
Alle buren gluurden vanachter hun gordijn
Maar ze moesten eens weten
Hoe gelukkig een gelovige kan zijn
Ik bedankte de oude heer
Ik zei: “Als ik iets terug kan doen
Zeg het mij bij deze”
Hij zei: “Dat is de krant van gisteren
Die heb ik nog niet gelezen”

Aaa, Aaa
Aaa, Aaa

Aaa, Aaa
Aaa, Aaa