Frans Halsema
Gerard Cox & Frans Halsema & Adèle Bloemendaal - O, wat zonde songtekst
Je score:
-Cox-Hals presenteert de nieuwste musical over het oudste verhaal: ‘O, Wat Zonde’. Scenario: J. Hova. In de hoofdrol in een onvergetelijke creatie Adèle Bloemendaal als Eva. Naast haar in de rol die hem meer bevrediging schonk dan ooit, Frans Halsema als Adam. En in een geruchtmakende dubbelrol Gerard Cox als de schepper en eveneens als Satan, de duivel. Drie grote sterren in een verbijsterend en meeslepend meesterwerk naar een storm waarvan de gevolgen zich nog dagelijks mogen voelen. Was Eva een slecht meisje? Was Adam werkelijk de eerste verwekker? -Ja -Had de schepper de duivel kunnen weerhouden wanneer de duivel de schepper zou zijn tegengekomen en de schepper de duivel zou hebben gezien? De oplossing van deze raadselen ligt vervaardigd in een gigantisch meesterwerk waarvoor het doek nu voor uw verbaasde ogen zal opgaan: O, wat zonde. Ik was aan een creatieve periode toe Want dat eeuwig zitten niksen maakte mij zo moe Dus ik dacht de eerste dag: ’t Is te donker, er zij licht Dat is beter bij het scheppen, want zo krijg je overzicht De vijf volgende dagen zat het werk lekker mee Ik schiep de dieren en de dieren en de vissen in de zee Toen alleen nog maar de bomen met als beste resultaat De boom, de boom, de boom van goed en kwaad ’t Was de zesde dag een uur of twee. ‘k Zat aan de waterkant Toen, o, dat zal ik nooit vergeten, toen liep alles uit de hand ’t Ging eigenlijk per ongeluk ik speelde met wat klei Toen maakte ik een poppetje, dat leek precies op mij Door m’n adem werd het Adam. Gut, ik liet me even gaan ’t Begon meteen te leven al kwam ik er nauwelijks aan Ik besefte m’n vergissing maar toen was ’t al te laat En ’t eerst waar ie naar keek was naar de boom De boom van dood en kwaad En ik zei: ”Adam, moet je luisteren, je mag in alle bomen Uitgezonderd dan die ene, waar je nimmer aan mag komen Voor de rest heb je hier alles een mooi land, een goed klimaat En ik smeek blijf met je handen, in mijn naam, blijf met je handen van de boom De boom van goed en kwaad Ik ben vader der schepping in dit aards paradijs Vogels, bloemen en vlinders, ranken, dranken en spijs Beekjes kabbelen zoetjes, vogels zingen hun wijs Dagelijks wordt alles mooier in dit aards paradijs Maar in donk’re nachten als de tuin rustig is kom ik steeds op gedachten dat ik hier toch wel iets mis Alles hult zich in duister dan voltrekt zich de strijd In m’n hart ’t gefluister van mijn eenzaamheid -Ja,ja -Oui, kwaliteitje, kwaliteitje, kwaliteitje. Hoe gaat ’t nou? -Nou, ’t gaat wel hoor. -Ja, maar ‘k heb even staan luisteren; je voelt je nogal eenzaam, hè? -Je ziet hier geen sterveling, man. Zeg, jij doet me aan iemand denken. - O ja? -Ja -En aan wie dan wel? -Aan mezelf. Wij zijn precies hetzelfde. -Dat zit ‘m in ’t feit: ik heb jouw geschapen naar mijn beeld en gelijkenis. Jij bent geheel aan mij gelijk Zie ik jou is het net of ik naar mezelf kijk Dezelfde figuren allebei Ben ik ik, of ben ik jij Alles gelijk van top tot teen Het lopen, de manieren alles homogeen Dezelfde houding dezelfde blik Ben ik jij of ben jij ik Want in ons doen en in ons laten In ons lopen en ons praten Is geen enkel onderscheid Gelijk van einde en constructie Een perfecte reproductie Twee met een persoonlijkheid Jij bent geheel aan mij gelijk Zie ik jou is het of ik in het water kijk Hetzelfde lichaam, dezelfde bouw Ben ik ik of ben ik jou Toen ik Adam hoorde klagen, dacht ik: Ik help hem meteen Want ik weet ‘t uit ervaring - alleen is maar alleen Dat vond ik een beetje zielig dus ik stuurde ‘m op trip ’t Was een hele kleine ingreep; ik ontdeed ‘m van een rib Daarmee maakte ik voor Adam een metgezel ’t Kostte iets meer materiaal, maar ’t werd een leuk model Zo schonk ik de man een vrouw, ’t einde van z’n celibaat En ’t verminderde z’n aandacht voor de boom van goed en kwaad -Wat een leuk schepsel, maar die ga ik ’s even snel wakker schudden -Wat zal God nou geven? -Dag -Dag, wie ben jij? -Ik ben Eva -Eva, da’s een hele mooie naam -Ja, en hoe heet jij -Adam -Da’s ook wel een mooie naam. Zeg Adam, hoe kom ik hier? De lieve Heer heeft jou en mij geschapen -Nou, ik vind ’t hier enig, hoor -Nou, ik geloof dat ik ’t hier ook enig begin te vinden, hoor. -Zeg, is dat nou allemaal van ons? -O, da’s goed, dat je erover begint. Het is namelijk zo -Ja -We mogen overal aankomen behalve aan die boom daar -Ja -Als we daar een appel van plukken, zijn we zuur -Ja. Zijn ze zuur? -Nee, dan zijn we zuur. dan moeten we sterven -Sterven? -Ja, ‘k zal doodvallen als ik weet wat dat is, maar ’t schijnt niet leuk te zijn -Zeg, Adam -Eva -Wat deed jij nou zo’n hele dag voordat ik hier was? -Nou ik verveelde me en toen ben ik maar namen voor al die beesten gaan verzinnen -Nou, nou, nou, da’s ook nog een hele omkijk. En ben je daar nou helemaal klaar mee? -Nee, ik ben bang dat ik er niet meer toe kom ook -Die daar bij voorbeeld, heeft die al een naam? -Die met die hoed op? -Ja -Dat is een hm aalscholver -O ja. En die dikke ingesnoerde daar? -Dat is een gordeldier. Ja -En die met dat kleine dikke koppie? -Da’s een boxer. Auw -Wat heb je? -Ik heb de hele dag hier al een beetje pijn -Dan heb je waarschijnlijk vreemd gelegen. Zeg, Adam -Eva -Wordt ’t nou donker of worden m’n ogen nou al slechter? -Welnee, da’s elke avond zo. Dan wordt het donker en dan is het tijd om te gaan rusten -Rusten? -Ja, rusten -Nou, laten we dan maar gaan rusten. Ooo, mm. Is dat nou rusten? -Stil nou, Eva. Je maakt alle beesten wakker ’t Werd pas rustig in de tuin rond een uur of twee En bij zoveel herrie slapen gaat niet. gvd ’t Irriteerde me enorm. Ik kreeg de pee in op dat stel Toen smeedde ik een plan, ik dacht: ik krijg jullie nog wel! Ik nam een slangenpak dat trok ik als vermomming aan Ik dacht: ‘ns Kijken of men de verleiding kan weerstaan De andere ochtend kroop ik bij het krieken van de dageraad naar de …….mm inderdaad Door dit gesis, sis, sis Gaat alles mis,mis, mis Naar de verdommenis Met heel die bende Wat een stout beest, eest eest Ik weet een list, list, list Ik stop ze in ‘t verderf en de ellende Ik maak die domme trut daar wakker Die is met die appel zo verleid En die slijmbal die daarnaast ligt Krijgt een hapje van die meid Met als gevolg een grote rotzooi vanaf nu tot eeuwigheid Gaat alles mis,mis, mis, mis, sss -Wie ben jij? -Ik ben een s. slang -Nou, je bent niet onaantrekkelijk voor een slang. Zullen we rusten? -Wil je niet eerst iets eten? Een appel of zo? -Ja, ik wil wel een appel, als we daarna wel meteen blijven rusten dan. Aa, dat heb je van die boom genomen. Nou, daar ben je mooi klaar mee, slang -Zal ik jou ‘ns wat vertellen? -Neen, gaat heen -Als jij van deze appel eet, kun je eindeloos door rusten Alles gaat mis, mis, mis, mis,mis Rutukeduu -Slang? Hé, slang? Nou, dan Adam maar. Adam, ipoe -Eva, nou even niet. Straks weer als je ’t niet erg vindt -Schat, ik heb verrukkelijk nieuws voor ons. Er was net een slang hier. Gedie gedie. Tjing tjing wa. En die zei nou als je van deze appel een hap nam, dat je dan eindeloos kon doorrusten. ’t Is maar dat je ’t weet. Oe, oe -Jij hebt al een hap genomen, zie ik, hè. Werkt ‘t? - Werkt ‘t? Wat heet, ’t Is geweldig. Love, L. Amour. Maak es even los -Zeg Eva, wat doe je met mijn regenjas? -Neem es aan. -Nou, ik zie je liever zonder -Maar waarom hou je ‘m daar? -Waar? -Zal ik jou ’s wat anders vertellen: jij schaamt je voor me. En ik kan met die appel helemaal niet eindeloos doorrusten, want ik ben nog net zo moe als toen ik opstond. Wij zijn verleid - Ik zie Adam jullie zaten aan de boom van goed en kwaad en dat had ik streng verboden. -Inderdaad, inderdaad. Maar Eva hier die zag een slang en die zei eehh -Geen donder mee te maken. Ik heb vaak genoeg gewaarschuwd van excuses is geen sprake. Gij gaat hu uit het paradijs en gij zult uw kinderen baren tussen distels ende dorens, gij zult zweten, zwoegen, ploeteren voor uw dagelijks brood en als toppunt van ellende -Ho, ho -Ja, als toppunt van ellende -Nee, nee -Ga je ook nog dood -Dood -Dood -Ja -Nou, dat heb je aardig versierd -Hoe bedoel je? -Nou jij kwam met die appel aandragen, niet ik -Ach man, je wist niet hoe gauw je een hap moest nemen -Ja, maar jij bent met die appel an komen draven en je wist verdomd goed dat je er vanaf moest blijven. -Als jij niet gezegd had dat ik van die boom af moest blijven, had ik er waarschijnlijk nooit aan gezeten. -Paradijs zijn we nou ook kwijt -Pfoe, paradijs, ik wil het niet eens meer. ik had me er op den duur toch ontzettend gaan vervellen. O, heer -Dat heb jij heel goed gezien, vrouwtje Toen ik klaar was met m’n schepping vond ik het goed en was ik blij -Hier jij. Ga op je gemak staan Maar bij nader inzien leek het me toch te veel koek en ei ’t Was te volmaakt dus treur maar niet om die verbanning Wat jullie nodig hebben dat is strijd en spanning D’r moet strijd zijn D’r moet strijd zijn Nou, d’r moet strijd zijn Er moet strijd zijn, d’r moet strijd zijn Er moet vriendschap en rivaliteit zijn D’r moet goed en d’r moet kwaad zijn D’r moet liefde d’r moet haat zijn D’r moet dood en d’r moet zaad zijn D’r moet strijd zijn Als we in het paradijs waren gebleven Als maar konijnen voeren, bloemen water geven Dat verveelt, maar bovenal zouden we missen Dat je nooit eens naast de pot zou kunnen pissen Godzijdank liep alles anders dan in feite was gepland Een happy happy, een happy happy, een happy happy end Er moet strijd zijn, d’r moet strijd zijn Jammer genoeg kun je hier niet een eeuwigheid zijn Een ding zal de mensheid erven Heel de aard mag ie omzwerven Maar eens zal ie moeten sterven ’t Zal z’n tijd zijn Iedereen zal naar z’n graf worden gedragen Aan de groeve zullen nabestaanden klagen Voor ’t hiernamaals zal de mensheid zeer bevreesd Wil je een oordeel moet je er absoluut geweest zijn Er zijn maar twee mogelijkheden: de hemel of haar concurrent Een happy happy, een happy happy, een happy happy end Ook al was het hier voorheen paradijselijk Neem van ons aan, je verveelde je afgrijselijk Daarom willen wij ons hier niet verontschuldigen Door ons toedoen kunt u thans vermenigvuldigen Dus daarvoor maar recreëren die de mens ooit heeft gekend Een happy happy, een happy happy, een happy happy end