Fons Jansen
Fons Jansen - Kinderen aller landen (conférence) songtekst
Je score:
Kinderen aller landen Verenigt u Kind zijn is geen schande Verdedigt u Net zolang zeuren Net zolang drensen Weg, weg Weg met de grote mensen Weg met de tandenpoets En weg met Sinterklaas Weg met de opvoedkunde En ochtendzieke pa's "Nou, me eigen vader, jongen, die heeft zelfs 's avonds nog een ochtendhumeur. Jammer, hij begon zich de laatste tijd net zo leuk te ontwikkelen. He, laatst, he, laatst zei ik een heel vies woord. Zei me vader: As je het nog een keer doet, krijg je een draai om je oren. Volgende dag zei ik weer een heel vies woord. Zegt me vader: Wat hebben we afgesproken? Ik zeg: Ik heb me niet aan de afspraak gehouden, hoeft u het ook niet te doen. Ken je me oma? Me oma is zeventig. Ze had best eenenzeventig kunnen zijn. Maar ze is een jaar ziek geweest. Maar me oma is ook hardstikke oneerlijk. Komt ze bij ons babysitten. Krijgt me broer altijd veel meer vla dan ik. Zegt ze: Ja, maar hij is groter. Ja, wat een wonder als je altijd meer vla krijgt. En dan zegt me oma: Wat gebeurt er met jongetjes die jokken? Ik zeg: Die zitten bij u in de trein voor half geld. Pas maar op, zegt ze, als je ongehoorzaam bent, want toen Roodkapje ongehoorzaam was, toen werd ze opgegeten door de wolf. Ik zeg: Ja, en d'r oma het eerst. He, ik heb de broek van m'n broer aan. Zit me tot hier. Weet je wat me broer zei? Als je je moeder slaat, groeit je hand boven je graf. Ik zeg: Kom dan maar niet op het kerkhof, want dan krijg jij ook nog een tik. Weet je wat me broer heeft gekocht van zijn melkgeld? Stinkbommen. En een stank in huis. Je rook het overal. Stinken. En me vader kwaad. Moest-ie zonder eten naar bed. Ik zeg: Dan zit hij alleen in de frisse lucht. Nou, in bed is er ook niks aan. Me broer mag niet eens een lampie aan om te lezen. Nou leert-ie braille. Bij ons thuis is het hardstikke achterlijk. Bij ons thuis mag je ieder jaar een kwartier later naar bed. Nou, leuk hoor. Ik heb uitgerekend, als je zevenendertig bent moet je altijd opblijven. Grote mensen, ik kan ze niet uitstaan. Altijd zitten ze ons dwars. Dacht je dat ze de vitamines in de snoepies deden? Nee hoor, in de spinazie. En als een klein kind wat verliest zeggen ze: Foei, sloddervos. En als ze zelf wat verliezen? Gut, wat ben ik toch een pechvogel. Het is je reinste kinderdiscriminatie. Waarom zeggen ze in de bus altijd: Eén gewoon en één kind. En wat dacht je dat ze met de kinderbijslag deden? Stoppen ze niet in je spaarpot. Gaan ze van naar de schouwburg. Zitten lachen om een kind. En onderhand staat er op je slaapkamer een afluisterapparaat. Zeg maar dag met je handje tegen je privacy. As je effe kucht, staat er een buurvrouw aan je bed. He, laatst, he, laatst heb ik de hele avond gekucht. En we willen ook niet meer bang gemaakt worden voor de duivel. Eerst zaten ze je bang te maken voor Sinterklaas, dat bleek je vader te zijn. Helemaal voor niks bang geweest. Toen zaten ze je bang te maken voor de kerstman. Bleek ook weer je vader te zijn. Nou, dan zal de duivel ook wel je vader zijn. He, straks komt me tante. Als me tante binnenkomt, gaat ze altijd zoenen Gatsi. Hoe me oom dat uithoudt is ook een raadsel. Me oom heeft ze handen nog vol aan me tante. Hij moet 'r dag en nacht bewaken. Tenminste, laatst zei-ie: Tante kan me gestolen worden. En me tante vraagt altijd: Wat wil jij nou worden? Dat vragen ze altijd aan een kind. Wat-ie wil worden. Ze vragen aan een kind nooit wat ie is. Ik zeg: Ik zal wel zien. Ik laat me tegen die tijd wel spiegologies testen. Nou, dat is leuk. Want dan mag je met blokken spelen en dan moet je ambtenaar worden. Ach jongen, me tante is hardstikke achterlijk. Dan zegt ze: Kijk es wat daar aankomt? Een toettoet. Ik zeg dat is toch zeker een Peugeot 404 cabriolet de luxe tweedeurs. Ik heb lekker een lelijk gezicht tegen d'r gezet. Nou, dan krijg je nog een hele preek toe. Van: pas jij maar op, als je lelijke gezichten zet, want als wij vroeger een lelijk gezicht zetten en de klok sloeg twaalf uur dan zeiden ze: Blijft je gezicht altijd zo staan! Ik zeg: Nou, u was dus gewaarschuwd. He, zal ik nou eens vertellen waar me tante denkt dat de kinderen vandaan komen? Uit de kool. Dat kan toch niet. Die man is al dood en begraven. Nou, mij hoeven ze niks meer te vertellen. Laatst zegt me vader nog: Ik zal je es wat vertellen. Ik zeg: Lamaar. Ik weet alles al. Tot in de finesses. Ik weet hoe ze een vierling voeden. Met verdeelstekkers. Ach jongen, grote mensen denken altijd dat een klein kind niks weet. Dan zeggen ze: Zou jij het leuk vinden als we een klein broertje kregen? Ik zeg: Het zal nou wel te laat zijn om nee te zeggen. Kinderen aller landen Verenigt u Kind zijn is geen schande Verdedigt u Net zo lang zeuren Net zo lang drensen Weg, weg Weg met de grote mensen