Folkcorn
Folkcorn - de koopmanszoon songtekst
Je score:
Myn moeder en myn vader, zy en onderhielden my niet. Zy sloten my tsnachts op de strate, vandaar kwam ik gegaan, nog en was ik niet kwalyk beraân. Wat vond ik op myne wegen? Drie heeren zoo ryke van goed. 'k Heb hun 't goed en het geld afgenomen, verborgen onder 't ys. 't Waren drie heeren al van Parys. Wat vond ik nog wat verder? Een mooi meisje van achttien jaar. Ik heb ze by haar handen genomen, gebonden aan een staak, 't was een mooi meisje van achttien jaar. Als ik mijn looze wille met dees' fiere maagd hadde volbracht. Ik heb ze wederom losgelaten, haar huiswaarts laten gaan, 't was een mooi meisje van achttien jaar. Te Gent al binnen de stede, waar dat ik daar at en dronk. Toen kwam er dees' zelve maged, ze bracht my in affront, Ja, daar waar ik at en dronk. Te Gent al binnen de muren, waar dat ik gevangen lag. Myn moeder kwam van de kerke en wenste my goeden dag, Ja, waar ik gevangen lag. "Wel zone" zei ze, "zone, en hebt gy nog geld te kort? Hier zijn vyfhonderd florynen, koopt daarmee uw pardon, zone, en hebt gij nog geld tekort?" "Wel moeder", zeide hy, "moeder, 't is tyd dat gy verder gaat. De brieven zyn gekomen dat 'k morgen sterven moet, moeder, 'k en heb er geen geld meer van doen." "Wel zone", zeide zy, "zone, en is het geen schande groot, voor een koopmanszone te wezen en sterven zoo een dood, zone, en is het geen schande groot?" "Wel moeder" zeide hy, "moeder, 't was voor my nog meerder pyn, voor een koopmanszone te wezen en zonder geld te zyn, moeder, t' was voor my nog meerder pyn." De moeder keerde haar omme, ze ging daar eenen gank, een gank wel also verre, totdat zy aan 't water kwam, haar jong leven 't en duurde niet lang.