Een vogelmepper ben ik, ja.
Ik smoor hun laatste aria,
want als een goede Italiaan
weet ik met schiettuig om te gaan.
(Weet hij met schiettuig om te gaan)
In het bos, verstopt met mijn geweer,
schiet ik ze fijn bij bosjes neer.
(Lekker lekker dood, piefpaf, 
eet ze bij je brood, piefpaf)
Dat maakt me vergenoegd en blij,
want alle vogels zijn voor mij.
(Lekker aan 't diner, piefpaf, 
of in de paté piefpaf)

Ja, alle vogels zijn voor mij
ter dood gedoemd en vogelvrij.
Ik kan ze in de lucht niet zien,
ik hou meer van de lucht van tien.
(Hij houdt meer van de lucht van tien)
Bij mij loopt bij de vogeltrek
van trek het water in de bek.
(Ooievaar of spreeuw, piefpaf, 
nachtegaal of meeuw, piefpaf)
Ja, daar vliegt wat mijn hart begeert:
gestoofd, gegrild of gepaneerd.
(Leg ze neer en dan, piefpaf,
hak ze in de pan, piefpaf)

Gestoofd, gegrild of gepaneerd,
tot er geen vogel wederkeert.
Ik jaag en schiet ze onvermoeid,
tot z'allemaal zijn uitgeroeid.
(Tot z'allemaal zijn uitgeroeid)
En is Europa vogelvrij,
wat zijn dan de insecten blij.
(Vreten alles kaal, haphap, 
en op grote schaal, haphap)
Maar er kan niet één insect bestaan
even schadelijk als een Italiaan.
(Italiaan)