Heb je last van wintertenen,
heb je last van griep,
loop je op je laatste benen,
heb je een poliep,
ben je wild op nagelbijten,
pulk je in je haar,
knoei je altijd met het eten,
ben je niet van zessen klaar,
hou je niet van optelsommen,
heb je soms een breuk,
hoor je tot de uiterst dommen,
heb je last van jeuk,

wees dan blij, blij, blij,
altijd blij, blij, blij
om het leven
dat we leven
om het even
wat je doet.
Want in het woud, woud, woud,
ja, in het woud, woud, woud
gaat niets fout, fout, fout,
alles goed.

Barst je van de zomersproeten,
groei je als een gek,
krijg je veel te grote voeten,
puistjes in je nek,
moet je je opeens gaan scheren,
heb je 'n schorre stem,
pas je niet meer in je kleren,
bloos je in de volle tram,
haat je alle mooie meisjes,
droom je van een zoen,
verslik je je in mokka-ijsjes,
voel je je een oen,

wees dan blij, blij, blij,
altijd blij, blij, blij
om het leven
dat we leven
om het even
wat je doet.
Want in het woud, woud, woud,
ja, in het woud, woud, woud
gaat niets fout, fout, fout,
alles goed.

Was u vroeger erg verlegen,
beet u op u lip,
hebt u vaak de griep gekregen,
kreeg u soms de pip,
hield u van chocoladerepen
en van suikerspin,
van patat met mayonaise,
kreeg u nooit uw eigen zin,
wilt u dat nog altijd eten,
wordt u veel te dik,
past u niet meer in uw kleren,
roept u stiekem 'stik',

wees dan blij, blij, blij,
altijd blij, blij, blij
om het leven
dat we leven
om het even
wat je doet.
Want in het woud, woud, woud,
ja, in het woud, woud, woud
gaat niets fout, fout, fout,
alles goed.