Zwarte Piet ging uit fietsen, toen klapte zijn band,
Hij moest verder lopen, de fiets aan zijn hand.
Hij kwam bij een dorpje, en vroeg aan de smid,
Kijk jij ‘s, of er in mijn achterband een pepernootje zit.
Kijk jij ‘s, of er in mijn achterband een pepernootje zit.

La lala lalalala, la lala, lala,
La lala lalalala, la lala, lala.

De smid moest toen lachen, en plakte de band,
en Piet kon weer fietsen door heel Nederand.
Hij kwam bij een stoplicht, en reed door ’t rood,
hij kreeg een bekeuring, en viel toen in de sloot.
hij kreeg een bekeuring, en viel toen in de sloot.

La lala lalalala, la lala, lala,
La lala lalalala, la lala, lala.

Hij klom op de kant, en hij ging er vandoor,
en toen hij weer thuis kwam, trok Sint aan zijn oor.
Wat heb jij gedaan Piet, hoe kom jij zo nat?
Ik dacht dat er in mijn achterband, een pepernootje zat!
Ik dacht dat er in mijn achterband, een pepernootje zat!

La lala lalalala, la lala, lala,
La lala lalalala, la lala, lala

Jopie lacht…
‘’Die pepernoot in die achterband’’.

La lala lalalala, la lala, lala,
La lala lalalala, la lala, lala

‘’Pas maar op Piet, dalijk heb je een klapband’’