Ik reisde naar Japan en Afrika,
New York en Singapore heb ik gezien.
Ik liep door Amsterdam en Appelscha,
in Zevenbergen was ik wel een keer of tien.

Parijs en Peking, Bonn en Barneveld,
Calcutta, Buenos Aires, Tampico –
naar al die plaatsen ben ik heen gesneld
per vliegtuig of per trein, per brommer of Peugeot.

Ik zwierf de wereld rond, langs plein en straat
heb ik mijn halve leven doorgebracht.
En altijd vond ik vriend en kameraad
in dranklokalen – die paleizen van de nacht.

Ik zoop van ochtendstond tot dageraad,
de literglazen kolkten door mijn keel.
In oost en west, op elke breedtegraad,
van hier tot Tokio viel mij de roes ten deel.

Van Delft tot San Francisco en Qatar
hing ik in alle kroegen aan de tap.
Op Schouwen-Duiveland en Zanzibar
bestelde ik nog nooit een glaasje appelsap.

Ik zwalkte laveloos door Uppsala.
In Ankara en Addis Abeba
dronk ik een vat of zes Bavaria.
De donkerbruinste katers liet ik na
in Bogotá, Breda en Ottawa.
Alleen in één stad bleef ik nuchter: Spa.