Slome Japie

Jacobus Valkhoff werd op 16 augustus 1910 in de Hendrikstraat te Rotterdam geboren. Japie was de middelste telg uit een gezin van vijf kinderen uit Crooswijk, of zoals hij zelf zei: Een jongen uit de heffe des volks.""

Vader Arie Valkhoff, een meubelmaker, en zelf een enthousiast muziekbeoefenaar op accordeon en orgel, ontdekte al vroeg dat Japie gevoel voor muziek had en gaf hem zijn eerste harmonica. In een mum van tijd leerde hij zichzelf er op spelen. Hij was toen pas drie jaar oud.
In de jaren die volgden ontwikkelde hij zich razendsnel, Japie groeide op en de accordeons werden groter. Naar zijn voorbeeld maakten ook zussen Marie en Jopie en broertje Arie zich het accordeonspel eigen. Met de opkomst van het verenigingsleven rond de eeuwwisseling ontstonden talrijke accordeonverenigingen in Rotterdam. Japie en oudste zuster Marie werden lid van 'Kunst en Vermaak'. Als bolleboos van de vereniging speelde Japie een solo in de concertzaal van het oude Doele-gebouw aan de Coolsingel. Een jongetje van zeven jaar op een toneel zo groot "dat je er met een paard en wagen kon rondrijden."
In die jaren werd er met de kleine harmonicaspeler al aardig geld verdiend. Japie verdiende met een enkele avond accordeonspelen, waar een gewone arbeider een hele week voor moest werken.
Met zuster Marie speelde hij op bruiloften en partijen, later ook met andere muzikanten. Hij groeide op in het muzikantenleven, en leerde dat het hard werken was. Van Hellevoetsluis tot Maastricht was het zeulen met de accordeon, de mensen vermaken, en laat naar bed. De meester op de lagere school had er wel begrip voor: "Op maandagmorgen zat ik vaak met half ontloken ogen zo’n beetje te kijken wat er ging gebeuren in de klas. Ik viel soms wel eens half in slaap en dan zei Meester Lichthart: "Zo Japie, ben je weer naar een feestje geweest?"

Toch duurde het lang voordat Jaap beroepsmuzikant werd. "Artiesten zijn allemaal slechte mensen", zeiden vader en moeder Valkhoff. Zo werkte Jaap tot aan zijn zeventiende jaar o.a. in een kledingmagazijn, in de chocoladefabriek, als koperslager, melkboer, slager.

In 1927 kreeg Jaap zijn eerste engagement in dancing Alcazar op de Schiedamsedijk, het vermaarde uitgaanscentrum in vooroorlogs Rotterdam. Het was in die tijd dat de Amsterdamse accordeonvirtuoos Johnny Meijer hem zag spelen: "God-oh-god-oh-god, die enige man met dat magere koppie. Een swinger. Die speelde toen al van die moderne nootjes d’r tussendoor. God-oh-god-oh-god, wat een muzikant!"

'Jazz' was de rage, en Jaap leerde zichzelf tenorsaxofoon spelen. Zo werd hij met twee instrumenten een welkome gast in tal van orkesten. Het orkest van klarinettist Piet Sijpesteijn kreeg een aantal engagementen aangeboden in Tsjecho-Slowakije; zowel Jaap als broer Arie werden gecontracteerd. Met het ensemble van de danseres Isabel Otero, een topattractie die in alle grote theaters van Europa had gestaan, reisde Jaap door Duitsland en Zweden.

Met Arie en zus Jopie vormde Jaap jarenlang het accordeontrio 'The Three Hawkcourts'. Zij kregen een contract voor de Tuschinsky theaters, en werden een bekende naam in het variétécircuit, door geheel Nederland, tot in Duitsland toe. Hun succes zorgde voor een aantal optredens voor de AVRO-radiomicrofoon, als entre-acte van het orkest van Kovacs Lajos.
De Hawkcourts stonden een lange periode, met slagwerker Frans Beekmans, in Dancing Cosmopoliet in Rotterdam. 'De Jazzwereld' uit oktober 1934 vermeldde: "Het is misschien niet 100% 'jazzophieling', maar zoals de drie Hawkcourts in de dancing Cosmopoliet in Rotterdam met de harmonica musiceren, wordt het oor aangenaam gestreeld. Old favourites, new hits, op het kleine podium ter afwisseling van de band. Jaap Valkhoff is een refreinzanger van meer dan middelmatige bekwaamheid. Warm, gevoelig is zijn stem en bij uitstek geschikt om dansmuziek te vertolken. Go and hear them."
Het trio was, met enkele onderbrekingen, actief tot 1935.

Jaap leerde in 1932 Elisabeth Anna Maria (Bep) de Pijper (1912-2005) kennen, en trouwde met haar in 1934. Een huwelijk dat 57 jaar, tot aan zijn overlijden, zou standhouden. Jaap beschreef het begin van hun ontmoeting in de 'Cos' als volgt: "Ik dacht: Wat een leuk ding. En ik maakte een afspraakje met haar vanaf het podium, een seintje zo van 'even wachten'. Maar ja, ik sta daar op een podium van die hoogte te spelen, dus ze dacht: "Wat een flinke bink is dat", weet je wel. Ik kwam na afloop naar buiten, toen dacht ze: "Wat een klein rot ventje zeg!"
Jaap en Bep kregen vijf zoons: Arie (1936), Henk (1939-1984), Jaap (1946-2006), Ben (1951) en Martin (1956).

In de jaren die volgden nam Jaap in toenemende mate de tenorsaxofoon ter hand. Als accordeonist staat hij echter te boek als de eerste Nederlander die swingt op de grammofoonplaat. Dat was in 1937 voor het Decca-label met Secco’s Gitanos, onder leiding van de uit Duitsland gevluchte Joodse violist Hans ‘Secco’ Seligsohn. Naast een aantal Zuid-Amerikaanse tango’s, waarin Jaap’s accordeon een voorname rol vervulde, werden ook enkele, voor die tijd modern klinkende, swingnummers opgenomen als 'The Sheik of Araby', 'Three little words' en 'Mama don't allow it'.

In de loop van 1941 begon Jaap zelf liedjes te componeren. Het eerste nummer was Een melodie met een heel klein beetje rhythme. Enkele van zijn liedjes uit die tijd zouden uitgroeien tot Nederlandse evergreens, zoals Diep in mijn hart, Denk jij nog aan die tijd en Ik ben verliefd op een keukenmeid.

Jaap’s voorliefde voor de Amerikaanse swingmuziek bracht hem wel eens in de problemen: "Ik zat met het orkest van Piet van Dijk in Den Haag, en ik had een nummer gecomponeerd, 'Rosalinde', wat we vaak speelden. Een vlotte foxtrot, en daar zat een tussenstuk in wat swingde als een bezetene. Op een gegeven moment word ik ontboden bij de Kultuurkamer. Dat nummer mocht niet meer gespeeld worden, want het klonk te negroidisch!"

Halverwege de jaren vijftig vestigde Jaap zich – na een kleine twintig jaar - weer in Rotterdam, waar hij o.a. met zijn broer Arie, een aantal cafés dreef. Oud-Rotterdammers herinneren zich de Taboe, de Horlepiep en de legendarische Oase. Daar ontstond de feestkraker 'Japie de portier', gezongen door portier Jaap Plugers, als zanger bekend geworden als Jacky van Dam. Van Dam nam één van Jaap’s grootste successen op: Hand in hand kameraden, geschreven naar aanleiding van de eerste Europese overwinningen van voetbalclub Feyenoord begin jaren zestig.

Als zijn onnozele alter-ego Slome Japie scoorde Jaap een top 40 hit: Ik heb mijn hart op Katendrecht verloren, met een tekst van Drs. P. op een oud Duits lied. Hoewel er geen onvertogen woord in voor kwam, werd de plaat in Hilversum geboycot. Slome Japie had desondanks enorm veel succes met zijn pikante en schuine liedjes, ontstaan uit het cabaretrepertoire wat hij jarenlang in cafés en bars had opgebouwd: "De grootste giller is, bij wie heeft Slome Japie het meeste succes? Bij de ‘geestelijke elite". Op studentenbijeenkomsten bijvoorbeeld was het altijd een succes.” De plaatjes van Slome Japie werden uitgebracht op het nieuwe OJEE-label van producent Johnny Hoes. Deze wist dankzij de smartlappen van de Zangeres Zonder Naam en de ondeugende liedjes van Slome Japie, Dikke Leo en Zwarte Lola een klein imperium op te bouwen in het Limburgse Weert. In Hilversum werd dit 'volkse' repertoire totaal genegeerd, maar de platenverkopen waren gigantisch; het publiek was razend enthousiast.

Halverwege jaren zestig begon het werken in een nachtbar zijn tol te eisen. In een periode van tien jaar Oase-bar had Jaap slechts éénmaal een vakantie van zeventien dagen gehad. Jaap was doodmoe en had genoeg van het nachtleven en de horeca.
Zijn vertrek uit de Oase leidde tot een breuk met Arie. De voor Jaap onbevredigende financiële afwikkeling van de zakelijke scheiding, en een aantal dramatische incidenten deed de verhouding verder bekoelen. Kort daarna werd het kontakt tussen de broers definitief verbroken.

Na dit dieptepunt in zijn leven kreeg Jaap het verzoek van accordeontrio The Three Jacksons om de zieke Piet Koopmans te vervangen. Met dit Rotterdamse trio reisde hij naar Amerika, deed TV-optredens en nam een aantal platen op.

In de laatste jaren van zijn leven woonde Jaap met vrouw Bep in de nieuwe wijk Woudhoek in Schiedam, en tijdens de zomermaanden in zijn vakantiehuisje in Hoek van Holland, waar hij een rustig leven leidde. Van tijd tot tijd in het zonnetje gezet als 'aartsvader van het Rotterdamse lied', want inmiddels was hij een levende legende geworden. Er was toenemende aandacht voor Jaap in de vorm van interviews, verzoeken om in jury's voor talentenjachten plaats te nemen, en zo nu en dan een optreden voor radio en TV.

In die zomer werd Jaap in Hoek van Holland tijdens het fietsen aangereden. Hij overleed op 3 juli 1992 aan de gevolgen van het ongeluk op 81-jarige leeftijd.

Bron: www.jaapvalkhof.nl

Deel je mening

Dit formulier wordt beschermd door reCAPTCHA en de Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden zijn daarbij van toepassing.

0 Reacties gevonden