Wim Sonneveld
Wim Sonneveld - Mijn vader heeft het nooit begrepen songtekst
Je score:
Mijn vader heeft er nooit iets van begrepen Mijn vader, ach, u weet hoe vaders zijn Een vader voelt zich min of meer gegrepen Wanneer zijn zoon iets anders wil dan hij Dan zegt ie op een dag: "Zoon, ik wil eens met je praten Kom even bij me zitten" en dan luister je gelaten... Luister eens, jongen. Wimpie, Mijn vader zei nog steeds Wimpie. Toen ik zeventien jaar was zei ie nog Wimpie. Wimpie, jij weet toch dat ik je vader ben? Dat zei mijn vader expres, want ik had namelijk op m’n tiende jaar eens aan mijn vader gevraagd: Vader, ben jij m’n vader eigenlijk wel? Ik dacht toen al dat ik een ondergeschoven circuskind was. En toen ik hem vroeg toen zei ie: Jongen, op je veertiende verjaardag zul je het weten. En o, dames en heren, de nacht voor mijn veertiende verjaardag, ik deed geen oog dicht, ‘k lag te woelen in m’n bed. Toch stond ik de volgende morgen op, ik kreeg handen, zoenen, cadeautjes, verder kwam er niks. En tegen het end van de dag ging ik zó tegenover m’n vader staan. Ben je mijn vader nou, ja of nee? Toen zei mijn vader: Jongen, ik moet je teleurstellen… Ja. Vandaar dat ie op m’n zeventiende jaar nog eens zei: Je weet toch dat ik je vader ben? Kijk eens jongen, je bent een handige jongen, je bent een diplomatische jongen, jij doet de dingen vaak met een grapje af – dat was toen al zo. Ik kwam eens thuis met een slecht paasrapport, toen zei ik: Vader, hier is mijn paasrapport en hier is het uwe dat ik op zolder gevonden heb. Jij doet de dingen vaak met een grapje af en nu hadden je moeder en ik gedacht: wij hebben hier een goedlopende kruidenierszaak – mijn vader was kruidenier, hier in Utrecht nota bene – wij hebben een goedlopende kruidenierszaak en nu hadden je moeder en ik gedacht om jou kruidenier te laten worden. Wat dacht je ervan? Ik zei: Nou vader, daar vind ik helemaal niet zo vreselijk veel an. Kun je misschien iets duidelijker spreken? Ik zeg: Vader, daar vind ik helemaal niet zo vreselijk veel an. Wat zei je nou ja of nee? Nee. Nee? En dat zeg je zomaar tegen je vader? Wel ja, het is je ouwe heer maar, je zegt het maar, ik zal er wel voor kromliggen Daar begon ie dan ook altijd mee met kromliggen. De man kon helemaal niet krom, hij was kaarsrecht. Wel ja ik zal er wel voor kromliggen en je moeder ook. Een aanbieding waar duizenden kinderen naar zouden opspringen. IK kende niet één kind dat er naar zou opspringen om kruidenier te mogen worden. Nou ja, misschien één. Maar die is dan ook later bij de KRO terechtgekomen. Een aanbieding waar duizenden kinderen van zouden opspringen. Wel ja, je zegt het maar, hoor. Ik zal m’n portefeuille wel trekken. ’t Is maar: vader ik heb een nieuw pak nodig. Hup zeventien en een halve gulden. ’t Was voor de oorlog. Hup zeventien en een halve gulden voor een schitterend nieuw pak met twee extra plusfours. Vader een nieuwe fiets: hup zeven en een halve gulden voor een schitterend nieuwe Japanse fiets met twee prachtige koplampen van 75 cent per stuk, houd je mond, ik ben aan het woord. Ik begrijp trouwens toch niet wat jij met je kleren uithaalt. Je broer draagt ze eerst vier jaar, dan worden ze keurig voor jou vermaakt en dan zijn ze poddomme binnen drie jaar op. En sta op als ik tegen je spreek, gannef. Verdomme jongen, wat word jij lang. Mag ik dan misschien eens even van meneer vernemen wat meneer wel had willen worden? IK zei: Vader, ik wou zo graag artiest worden. Wat zei je? Ik zei: Vader, ik wou zo graag artiest woorden Artiest? Wat? Hoe haal je 't in je hersens, hoe haal je 't in je hoofd Artiest, jawel, hoe kom je daar nou bij Ik zal je 's wat zeggen, hou je mond ik ben aan 't woord Artiest, jawel, maar dan over mijn lijk En wat doe je dan, wat doe je dan Je haat die man, je vader, en je vindt 'm een tiran Je voelt je ongelukkig, je bent down en levensmoe Toen ging ik naar mijn moeder toe Mijn moeder had er ook niks van begrepen Mijn moeder was mijn laatste toeverlaat Mijn moeder zei: "Je moeder kan 't weten Ik zal voor je bidden tot 't overgaat" Maar toen ze mijn gezicht zag zei ze toch nog even later "Als 'ie 'n goeie bui heeft zal ik met je vader praten" En één van de volgende avonden had mijn vader een uitstekende bui. Ik moet u er nog even bij vertellen, dames en heren, ik ben nogal streng opgevoed. En een van de grootste zonden die je bij ons in het gezin kon begaan, voor de oorlog, was het luisteren op de radio naar de VARA. De Avro vonden ze thuis al een tikkie smerig, maar de VARA.. Maar er was één uitzending die voor mijn vader de zonde dubbel en dwars waard was en dat was de uitzending op zondagavond om vijf uur. Weet u nog wel? Ome Keessie, ja. Zeg, wij zijn van dezelfde leeftijd, hè? Dan ging ie met z’n oor aan de luidspreker, wij werden allemaal weggestuurd, m’n moeder incluis. En een uur later zat ie nog achter de krant na te genieten van Ome Keessie. En het was op zo’n moment dat mijn moeder dacht: ik moet eens even met mijn man spreken over mijn zoon Willem. En mijn moeder zei tegen mijn vader: Gerrit. Gerrit. Gerrit. Mijn vader heette Gerrit. O, ik heb niets tegen de naam hoor, denkt u dat vooral niet, want tenslotte heette mijn vader Gerrit en mijn grootvader ook. Maar ik ben wel blij dat ik Willem heet. Ik vind Gerrit, ik weet het niet. Ik vind ’t niet klinken voor een artiest. U? Ik had het niet leuk gevonden als u vanavond onder het eten tegen melkaar had moeten zeggen: We gaan vanavond naar Gerrit. Trouwens, je hoort ook nooit van een koning Gerrit. Nou, van mij mag ie Gerrit heten, hoor. Hè? Of Pieter, als er maar één komt. Goed. Mijn moeder zei dus tegen m’n vader: Gerrit en toen zei m’n vader tegen m’n moeder: Ja, wat is er Trui? Gerrit, zei mijn moeder, ik geloof niet dat wij Wim moeten pressen om kruidenier te worden. Tenslotte ben jij ook niet geworden wat jouw vader was, boer. Mijn grootvader was boer, in de buurt van Rotterdam. Goed, zei mijn vader, die jongen mag worden wat ie wil, maar hij zal een behoorlijk beroep kiezen. Wat denk je Trui, dat ie laatst tegen me zei dat ie wou worden? Artiest! Nou, zei m’n moeder die moeten er ook zijn. Ja, de duvel moet er ook zijn. Maar in mijn huis geen artiesten. Die viezeriken. Die smeerlappen die op het toneel nog minder aanhebben dan in bed! Toen zei mijn moeder: Ja, dat kun jij weten. O, en dat was zo stom van Trui, hè. Want het was altijd een teer punt geweest in het huwelijk van mijn ouders, dat mijn vader na zijn huwelijk pas bekend had dat ie ooit naar een revue geweest was. Een klein revuetje in Amsterdam, in de Nes, en in de hoofdrollen van het revuetje traden op, de indertijd beruchte mag ik wel zeggen gezusters Groenteman. Rosa, Sara en Johanna Groenteman. En die noemden ze op het toneel The Vegetable Sisters. De meisjes Vegetable, de meisjes Vegetable waren het schoonheidsideaal van die tijd: kort en dik, of zoals het in het Frans heet: la petite femme potelée. Ze droegen matrozenpakkies, met hele korte broekjes op het toneel, dat was gewaagd voor die tijd. De broekjes waren heel kort. Tot hier. En zwe stonden zo achter mekaar op het toneel. Nou u begrijpt zeker wel, hè, dat deed het ‘m. Tenminste bij Gerrit dan. En als ze zongen dan pakten ze elkaars ellebogen beet en dan maakten ze d’r een locomotiefje van. Noe, en drie tegelijk, hè. En hun eerste liedje ging zo: O, ik weet niet wat ik wil Ik hou m’n benen niet meer stil Als ik van dansen hoor Van dansen hoor Ik krijg de kriebel in m’n lijf O, ik weet niet waar ik blijf Als ik van dansen hoor Van dansen hoor Het was dus heel dom van mijn moeder om dat sensuele beeld weer op te roepen. Trouwens, zei mijn moeder, talent heeft Wim van geen vreemde. Toen zei mijn vader: Van geen vreemde? Van wie zou ie dat talent dan wel moeten hebben? Van mij, zei m’n moeder. Van jou? Wat? Hoe haal je 't in je hersens, hoe haal je 't in je hoofd Talent van jou, hoe kom je daar nou bij Ik zal je eens wat zeggen, Trui, hou je mond ik ben aan 't woord Ik smijt dat jong eruit en jou erbij En wat doe je dan, wat doe je dan Je haat je beide ouders en je denkt: "Ik ben een man Ik zoek m'n eigen weg wel, en 't kan niet schelen hoe" Ik ging naar Louis Davids toe Louis Davids had er ook niets van begrepen Die dacht gelijk: "Daar is weer zo'n schlemiel Die mot zo nodig, maar je ken nooit weten Misschien presteert 'ie iets, weissviel" Hij zei: "Als je talent hebt, en je kunt een liedje zingen Dan engageer ik jou voort 't Kurhaus-cabaret in Scheveningen" En daar stond ik voor ’t bureau van Louis Davids. Ik was nog maar een snotneus, maar ik had al zoveel kijk op showbusiness dat ik dacht: ik moet ook iets meenemen voor het oog. Om meneer Davids af te leiden als het mis mocht gaan. Ik had dus geen pianist bij me, maar een pianiste. Een rondborstig vriendinnetje, dat speelde heel vals. Maar daar lette meneer Davids minder op. Want Davids had gezegd: Luister eens jongen, als jij geen geld hebt voor een pianist dan kom je zo maar en dan zeg je je liedjes maar op. Maar dat vind ik zo’n onzin. Ik bedoel het is niet omdat zij er bij zitten, maar de begeleiding is toch minstens 50% van je succes. Stel je voor je gaat een liedje opzeggen, daar blijft toch niks van over? Neem nou het meest eenvoudige liedje wat ik ooit heb gezongen: Catootje. Stelt u zich voor dat ik dat had opgezegd in plaats van gezongen, dan had het er zo uitgezien: Ik ben met Catootje naar de botermarkt gegaan. Naar de botermarkt gegaan. Ze kon maken wat ze wou. Ze kon maken wat ze wou. Ze kon maken wat ze wou. Ze kon maken wat ze wou. En ze maakte van boter een dominee. Een dominee pardoes. "In de kerk, in de kerk", zei de dominee. "In de kerk, in de kerk", zei de dominee. Een domi-dominee, een domi-dominee. En m'n zuster die heet Kee. En m'n zuster die heet Kee. En m’n zuster. weet u hoe die heet, die heet Kee. ’t Is toch veel leuker als je het zingt, vindt u ook niet? Zul we ‘ns effen? ’t Is morgen toch zondag, hè? Ik ben met Catootje naar de botermarkt gegaan Naar de botermarkt gegaan Ze kon maken wat ze wou Ze kon maken wat ze wou Ze kon maken wat ze wou Ze kon maken wat ze wou En ze maakte van boter een dominee Een dominee pardoes "In de kerk, in de kerk", zei de dominee "In de kerk, in de kerk", zei de dominee Een domi-dominee, een domi-dominee En m'n zuster die heet Kee En m'n zuster die heet Kee En m'n zuster die heet Kee Heerlijk liedje, hè? Da’s nou al tweehonderd jaar oud, wist u dat? Maar toen ik het voor het eerst op de televisie zong, twee jaar geleden, grote ingezonden stukken in de krant. Ik had het protestantse volksdeel beledigd. Ja, en nou de laatste keer de katholieken weer. D’r blijft niks meer over om te beledigen, hè? En d’r is nou ook al een zingende rabbi, wist u dat? Weet u wat die zingt? Zeg maar oj tegen het leven. Goed daar stond ik. Davids zei tegen mij: Sonneveld ga tussen de schuifdeuren staan en zing je liedjes. Ik deed een stapje naar voren en ik zei: Meneer Davids, mijn eerste liedje. En toen viel ik languit op m’n gezicht, zeg. Daar lag ik languit op de drempel van de schuifdeuren, maar ik wist er direct iets van te maken, ik stond op en ik zei: Mijn tweede liedje is. Kijk en da’s vakwerk, hè? Want je moet er altijd op voorbereid zijn dat er iets kan gebeuren. Ook tijdens een voorstellin. Zo’n brandscherm zal naar beneden komen, je zult er onder komen te liggen, toch mot je iets leuks zeggen. En je zult danser of danseres zijn, die lopen nog veel meer risico om van de spitzen te vallen. Vandaar dat Sonia Gaskell weet u wel, vandaar dat Sonia Gaskeel direct al tegen haar leerlingetjes zegt: Meisjes, altijd iets van maken als je valt, hoor! En vandaar dat u dan denkt dat ze dansen. Goed. Daar stond ik. Davids zei tegen mij: Sonneveld, wat mot je verdienen? En dat vond ik een moeilijk punt, want ik dacht als ik nou teveel zeg dan neemt ie me niet en vraag ik te weinig dan breng ik hem op een idee. Maar ik wou het baantje niet verliezen, m’n vuisten gebald, m’n ogen dicht en ik zei: Meneer Davids, als u niet in financiële moeilijkheden komt, dan zou ik gaarne willen verdienen, twee gulden vijftig per avond. En Heintje Davids, z’n zuster, weet u wel, die zat er ook bij. En die fluisterde toen: Wat zegt ie Lou? Ik zei: Mevrouw Davids, als u niet in financiële moeilijkheden komt, dan zou ik graag van ieder van u éénvijfentwintig per avond willen hebben. Toen zei Davids: Wat? Hoe haal je 't in je hersens, hoe haal je 't in je hoofd Maar lieve jongen, hoe kom je daar nou bij Je vraagt een knaak per avond, man, waar zie je me voor an Je krijgt vijf piek per voorstelling van mij En wat doe je dan, wat doe je dan Je pakt die twee rijksdaalders met je beide handen an Ik tekende een contract en daarmee was mijn lot beslist Van toen af was ik echt voor 't publiek artist En het publiek 't publiek heeft het direkt begrepen Publiek, ach, u weet hoe 't publiek kan zijn Direkt bereid om je een kans te geven Ik stond te beven achter 't gordijn En Davids zei: "Geacht publiek, hier is m'n nieuwst' ontdekking Wees aardig voor 'm, anders dan verliest ie z'n betrekking" En daar stond ik. Ik was nog maar een snotneus, ’t is dit jaar in juli precies 29 juli geweest in het Kurhauscabaret in Scheveningen. Ik kwam op, ik zag d’r uit. En ik zag d’r al zo uit. Ik was bleek, ik was mager, schmink hielp niet. Weet u dat ik een verzoekje uit de zaal kreeg om een hapje te komen eten? O, d’r ging van alles door me heen, ik dacht: o gut, Sonneveld, nou gaat het beginnen. En dat is een heel moeilijk punt. Maar weet u wat een nog moeilijker punt is, als je er eenmaal een beetje bent. Ik zeg expres een beetje, want je bent er gelukkig nooit helemaal in dit vak. Maar als je een beetje bent dan wordt het weer anders dan word je weer net een gerenommeerd restaurant, zeg ik altijd. Dan kommen de klachten pas. O, laat u zich niks wijsmaken, alle artiesten vinden het fijn om bekend te zijn, maar soms.. en u zult me vergeven als ik het zeg, soms ben je daarvoor niet in de stemming. Ik zat laatst bij mijn dokter in de wachtkamer, ik had een enorme pijn in mijn buik, hier links. Ja, want als ’t rechts was geweest had ik zelf geweten wat ’t was. ’t Was links. Ik zat in mekaar gedoken en tegenover mij zat een dame die mij opeens herkende in al m’n ellende. Nee maar, de bekende W.S., zullen we maar zeggen. Wanneer zien wij u weer eens op de beeldbuis? Nou vind ik dat toch al zo’n rotwoord, beeldbuis. Weet u wat ik ook zo’n kreng van een woord vind? Frisdrank. En het toppunt van ellende lijkt me nog een frisdrank op de beeldbuis. Nee maar, wie hebben we daar? Ik dacht: ik maak er een typetje van en ik zei tegen die dame: Wa’ bedoel u? Toen zei ze: Hé, maar u bent toch meneer Sonneveld? Ik zeg: Nee, mevrouw, die ben ik niet. Zei ze: Nou, maar ik zag het, hoor. Ik zeg: Nou dan heb je verkeerd gekeken, hoor. Toen zegt ze: Ik hoor het aan uw stem. Ik zeg: En toch ben ik het lekker niet. Toen zei ze: O, neemt u me niet kwalijk dat ik u beledigd heb. Bij Louis Davids op zondagmiddag zaten er in de zaal hoofdzakelijk oudere dames uit diplomatieke en betere kringen. Davids had me van tevoren gewaarschuwd, en had gezegd: Sonneveld, als ze het leuk vinden geven ze geen krimpie en als ze het niet leuk vinden ook niet. Nou, de dames zaten me aan te kijken, zeg, met gezichten alsof ze de haarlak in ’t gezicht gesmeerd hadden. En dan opgedroogd. D’r kwam geen handje meer op elkaar. Wel een nageltje. Toen dacht ik opeens: in diplomatieke kringen verstaan ze natuurlijk beter Frans. Tenminste, toen nog wel. Ik zong een liedje over Parijs. Ik kon het helemaal niet uitspreken, ik gilde af en toe maar eens: Paris, Paris. Ik denk dan weten ze tenminste waar ik vandaan kom. En dat liedje zou ik nou zo graag weer eens voor u willen doen, omdat ik het nu beter uitspreek, hoop ik. Let u vooral op de begeleiding, die is minstens 80% in dit geval. Jan Blok alleen al krijgt 30% voor z’n omgooiing van gitaar in banjo en de rest delen wij, hè Harry? Ah Paris Parmi toutes les cités, pour fêter, la beauté Le mond’ entire est d’accord Ils t’admirent, te desirent. Alrors Moi-simplement Plusque je t’aime autrement Veux tu me laisser te dire Ah, Paris, Paris, Paris On t’a chanté sans répit Ah, Paris, Paris, Paris Sur ton charme on a tous dit Aucune ville du monde n’a tes attraits, c’est vrai Mais ce n’est pas pour ca que je t’aim’ ainsi, j’te dis ah Ce que je retrouve en to ice quand ton ciel je revois Ce qui cause mon emoi mieux que les palais de tes rois C’est mon p’tit nid simple et gentil Ou j’ai tout appris Ah, Paris, Paris, Paris Mon vieux, mon bon vieux Paris Het doek ging één keer neer, het doek ging twee keer neer, het doek ging drie keer neer. Ik was al op weg naar de kleedkamer. Davids haalde me terug en zei: Sonneveld, er is applaus voor je. En ik dacht: Wat? 't Bonsde in mijn hersens, 't suisde in m'n hoofd Een kouwe rilling liep over m'n rug Toen eindelijk 't doek viel hoorde ik achter me een stem: "Wim Sonneveld, je kunt nooit meer terug"