Wim Sonneveld
Wim Sonneveld - Ik ben een van die meneren songtekst
Je score:
Ik ben een van die meneren Die zich 's morgens staan te scheren Die zich haasten voor 't ontbijt Met drie dunne sneetjes wijt Een van al die gekke mannen Die zich daarna in gaan spannen En die ijlen naar kantoor Maar ze weten niet waarvoor Alles wat ze daar gaan schrijven Kon ook achterwege blijven Alles wat ze daar bepraten Konden ze eigenlijk ook laten Alles wat ze daar gaan doen Is alleen voor het fatsoen Ik ben een van die meneren Die om 5 uur huiswaarts keren Daad'lijk als ik lijn 2 zie Ga 'k erin is dat niet crazy Ik ben een van die naïeven Die dan zeggen: zo dag lieve 'k Ruik heb je schol gebakken En die dan het nieuwsblad pakken Ik ben een van die tien miljoen Die dat iedere dag weer doen Maar 's avonds om een uur of kwart voor elf Dan ga ik naar bed, en dan word ik pas mezelf Dan Ben ik een duiker op de bodem van de zee Een parelduiker die terugzwemt naar het licht De sluiervissen zwemmen dromerig met me mee Hun sluierstaarten zijn een groen en paars gedicht En grote waaierkreeften kijken uit hun schalen ik zie een zwaardvis en er schemeren koralen Ik draag de parel op m'n hart Waar ik naar zocht in het begin En ik zie boven me de schaduw Van 'n kleine zeemeermin Daar in het water Maar even later Ben ik weer een van die meneren Die hun schoonmoeder verwensen Die hun zoontje Arie gispen Wijl het kind zit op te rispen Die naar bier dat best is ruiken Die belastingen ontduiken Die een boek van Mulisch lezen Omdat het zo mooi mot wezen En die zeggen: kom nou Mien Als hun vrouwen muizen zien Ik ben een van die meneren Die zich voor hun carrière Eenmaal grondig laten testen En zich verder laten pesten Net zo lang totdat ze kaal zijn En dan zelf principaal zijn Ik ben een van die tien miljoen Die dat allemaal zo doen Maar 's avonds als het licht is uitgedraaid En als de nachtwind zachtjes om het huis heen waait Dan Ben ik een sprookjesprins uit duizend en een nacht Die in zijn tuinen onder kamperfoelie dwaalt De krekel zingt en een kleine spotvogel lacht Er klinkt muziek die uit de sterrenhemel daalt In mijn paleis bewegen oosterse gewaden En ik luister naar de stem van mijn Sjeherazade En op m'n hart draag ik de lamp Waarin mijn toverkrachten zijn En hoor ik het zachte ruisen naast me Van een zilveren fontein Een licht geklater Maar even later Ben ik weer een van die meneren Die het wel nooit zullen leren Hoe ze eigenlijk leven moesten Zonder ergens vast te roesten Een van al die nare lieden Waarmee nooit iets zal geschieden Aangezien ze veel te braaf zijn En te degelijk en te gaaf zijn Die precies op tijd gaan huwen En een kinderwagen duwen Die in maart al plaats bespreken Voor 't pension in Berg en Beke Die hun stembiljet invullen En over de staking ..... kletsen Ik doe nooit iets wat niet mag Dat wil zeggen overdag Maar 's avonds laat dan doe ik het niet meer zo Na 't laatste Wilhelmus van de KRO Dan Ben ik een vliegenier, die vliegt op z'n kompas Of een wilde ruiter in een grote karavaan En soms, soms ben ik maar gewoon een merel in het hoge groene gras Of een zwerver die niet weet waar hij moet gaan Er is daar 's nachts 'n hele wereld te ontdekken Er zijn geen deuren, geen grenzen en geen hekken Er is geen enkel bord dat zegt: Verboden toegang tot dit land Het is alleen... het duurt zo kort 't Is maar een ogenblikje want Dan komt de kater En even later Ben ik weer een van die meneren Die 's morgens vroeg al uit de veren In juist gestoomde kleren Die een handelsbrief dicteren Over wissels endosseren Hun afspraak annuleren Die hun auto laten smeren En bij hun limonade zweren Die het bij hun vrouw versjteren Aangezien ze 't nimmer leren Die hun buren respecteren Mits ze net zoveel verteren Die hun naasten vrouw begeren Maar dat nooit zullen beweren Die helaas nooit emigreren Want men kan hen niet ontberen En die later stil creperen En zich dan laten cremeren Met veel bloemen en veel ere Want dan kan hun niets meer deren