Wim Kan
Wim Kan - Hirohito-hitparade songtekst
Je score:
De potpourri moest natuurlijk een naam hebben en toen heb ik gedacht: weet u hoe we hem moeten noemen? Ter ere van onze vroegere werkgever heb ik hem genoemd de Hirohito-hitparade. Wij gaan naar buiten Waar de kogeltjes fluiten En waar ‘t Japannertje Weer wat verzint Om je laatste voedingsresten Uit je body weg te pesten En waar alle misère begint Want daar begon het pas goed, dat weten we nog wel, aan de spoorlijn. Ik heb wel eens gedacht, die spoorlijn deed me soms denken aan een lintworm: hoe langer hij, hoe magerder wij. Jongens, de brug is bijna klaar Jongens, nog twee drie balkies maar Mannen, nou gaat het spannen Nog één zo’n balk en hij dondert in mekaar Jongens, de brug wordt jofel, hoor Jongens, straks komt de Burmaspoor Mannen, nou gaat het spannen Als alles goed gaat, dan lazert ie d’r door Want dat heb ik wel eens gedacht: onze woordenschat van vandaag hebben we vijfentwintig jaar geleden geplukt in de diepe bossen van Burma. Kunt u het zich herinneren? Gek hè, ik kan het nog altijd merken. Als ik zeg maar een teleurgestelde wethouder tegen de pers hoor zeggen: “Ik voel me grotelijks belazerd”, zeg ik “Burma”. Kan niet anders. En dat is het mooie, dat is het mooie van de band die ons is gaan binden. Zo iets kunnen wij alleen begrijpen, hè. Want de mensen, d’r zijn wel eens mensen die zeggen, die zeggen: “Wat is dat voor een taal?” Dan zeg ik: “Dat is Koetserwaals.” Ja, mensen, we hebben wat meegemaakt. En toch diezelfde dokter Koetser die heeft van binnen iets gehouden van die spoorlijn. Soms kan je het nog horen. Loco-burgemeester zal ik maar zeggen. ’t Zit erin. ’t Zit erin Onder de bomen van het kamp Daar zit het ’s morgens vroeg al stamp Van kampbewoners wijs en gek Die peinzend staren naar het hek Onder de bomen van het kamp Daar zit het ’s avonds laat nog stamp ’t Is daar een Bronbeek in het klein En iedereen bromt zijn refrein Op dat verdomde kamp Want onder Bronbeeks bomenwoud Raak je met menigeen vertrouwd Wie eens zo filosofisch scheen Staat in z’n hemd nou heel alleen Want daar op Bronbeeks bomenplein Blijken de grootste mensen klein Daar blijkt zo menig idealist Een doodgewone egoïst Op Bronbeeks bomenplein Alles gaat goed, gerust, je kan me geloven Alles gaat goed, het gaat perfect Geloof me beslist: dit komen we te boven Als ’t niet zo is, merk je ‘t direct En is de strijd eenmaal gewonnen En is de mensheid uitgeroeid Dan wordt de oude rotzooi weer begonnen Dan wordt de zaak opnieuw verknoeid En dat is gelukkig dan heel anders gegaan. En d’r is nog meer heel anders gegaan dan we hadden verwacht. Er zijn zo veel dingen anders gegaan. Wat hebben we niet gedacht dat als wij zo lang aan die Burmaroad hadden gezeten zolang we aan die railroad hadden gezeten, dan dachten we dat als we thuiskwamen, dat wij de grote jongens zouden zijn. Wij dachten dat de vrouwen om onze nekken zouden hangen, hè? Aan onze tjawa’s zouden bengelen, laat ik het zo zeggen, niet hè. Dat hadden we toch gedacht. Laat ik het nou maar zo zeggen. ‘k Kan het ook anders zeggen, maar zo zeg ik het niet. Gewoon op z’n Burmaans. Dat is toch zo. Het zou allemaal heel anders gaan. Je praatte natuurlijk over die dingen. Je zat natuurlijk met elkaar, je zat altijd te denken. Je vroeg wel eens aan een goede vriend, heb ik ook wel eens gedaan, moest je natuurlijk niet doen: “Wat doe jij nou, hè, als je dan weer na al die jaren thuiskomt bij je vrouw? Wat doe je dan?” Hij zegt: “Nou, dat kan je niet vragen, natuurlijk” Goed, ik zeg: “Nee, dat begrijp ik ook wel, maar dat bedoel ik eigenlijk niet. Maar ik bedoel wat doe je daarna?” Hij zegt: “Dan doe ik mijn rugzak af.” Hele andere tijden natuurlijk, hè. Ja. Ach, je sprak eens over die dingen, hè. Laten we eerlijk wezen. Wij dachten dat als je weer terug zou komen in het gewone leven, hè - ik heb er dikwijls ook liedjes aan gewijd, hè- dat wij dan sjans van die vrouwen zouden hebben. Dat menige gevaarlijke vrouw dan zou zingen tegen ons zo iets van: Ik wil een echtgenoot Een zware jongen van de Burmaroad Aangekleed of bijna bloot Het hindert niet, het hindert niet Ik wil zo’n Bosjesman Waar je ’s avonds wat mee worstelen kan Met of zonder tjawa an Het hindert niet, het hindert niet Ik wil… Het gaat nog verder maar da’s voor boven de negentig. Dit waren liedjes Allemaal oude melodietjes Van ons in tjawat Achter de kawat ’t Waren fragmentjes Van oude prentjes Van al die vriendjes Uit die rare tijd Vol van narigheid ’t Waren liedjes Lang vergeten melodietjes Van al die dagen Van wachten en klagen stuk van ons leven Staat daarin beschreven Een heel klein stukje Van de eeuwigheid