Trapperdetrap
Trapperdetrap - Sterrenkindertjes songtekst
Je score:
Als de nacht is gekomen, Liggen alle kinderen te dromen, En aan de hemel staat de maan. Dan moeten de Sterrenkindertjes opstaan. Een voor een komen ze tevoorschijn Tot het er ontelbaar zijn. Ze lopen over de wolken, onhoorbaar zacht En hun lichtjes schitteren in de nacht. De Sterrenpaardjes stappen fier Voor de kleine Sterrenkoetsier. "Hup paardjes, trekken maar! Mijn koetsje is toch niet zo zwaar?" De Sterrenkindertjes lopen twee aan twee Met de Sterrenpaardjes mee. Het is een vrolijk gezicht, Die lange stoet met sterrenlicht. Zie je dat Sterrenschip daar gaan? Het vaart in het licht van de volle maan Over de wijde wolkenzee. Twee Sterrenkindertjes varen mee. Het zeil klappert tegen de mast. "Zeg, hou jij het roer goed vast? Dan houd ik de wacht, Want ik ben de schipper vannacht." Kijk, wie daar van vissen houdt, Met een sterretje van goud Aan hun lange hengelsnoertjes. Het zijn twee Sterrenbroertjes. "Broertje, weet je hoeveel ik er tel? Vijf, zes zilvervisjes wel. Hoeveel vangen wij, denk jij?" "Meer dan honderd, volgens mij!" Een ijsbeer staat half te dromen, En ziet opeens allerlei lichtjes komen. "Hé, word eens wakker, witte beer. De Sterrenkindertjes zijn er weer! Mogen wij op je rijden En van je nek af glijden?" De ijsbeer bromt:"Nou, kom dan maar vlug, En klauter gauw op mijn rug." Een grote ster met een fonkelende staart Schiet door de wolken met een reuze vaart. Op zijn rug zit een kleine guit. Hij lacht de Sterrenkindertjes uit. De Sterrenkindertjes schrikken zich naar. Ze vallen allemaal door elkaar. Met de lantaarntjes nog in hun hand tuimelen ze naar mensenland! Zo komen ze op aarde neer. Het is de allereerste keer, want op aarde mogen ze niet komen. Hier liggen de mensen te dromen. "Foei bengels!" roept de maan nu kwaad. "Jullie weten dat dit niet gaat. Gelukkig weet ik de weg terug. Hup, naar de wolkenpoort, en vlug!" "Pas op dat jullie schoenen niet kraken. Jullie mogen de kinderen niet wakker maken." Voetje voor voetje sluipen ze voort, naar de hoge wolkenpoort. "Schiet op," zegt de maan met een streng gezicht. "Want de lucht wordt al weer licht. En als de zon je hier straks ziet staan, dan is het gauw met jullie gedaan!" Net op tijd zijn de Sterrenkindertjes thuis. Ze pakken nu wat wolkenpluis en dan worden heel bedreven alle lantaarntjes opgewreven. Ieder vlekje moet verdwijnen, want morgen moeten de lichtjes weer schijnen. Achter de wolken lacht de maan, blij dat alles goed is gegaan. Als de glimmende lantaarntjes zijn weggezet, gaan de Sterrenkindertjes naar bed. De opkomende zon zal hen niet hinderen. Nu is het tijd voor de gewone kinderen. En als de kinderen op aarde naar bed toe gaan, zullen de Sterrenkindertjes weer opstaan. Dan worden de lantaarntjes naar buiten gebracht voor sterrenlicht in de donkere nacht.