Toon Hermans
Toon Hermans - Mijn kleine stad songtekst
Je score:
Dit is m’n kleine stad met z’n herinneringen Met bij ’t café nog steeds die beukenboom Ik klom er altijd in en ik deed de dolste dingen Nu zit ik in z’n stille schaduw met m’n droom Hier is die hoge sporendijk waar ik uren lag te kijken Naar de dampend grijze treinen met het ijzeren geluid Waar nog steeds de wissels janken over troosteloos perron En de D-trein op zijn stalen vingers fluit Uren kon ik kijken Naar de mensen en hun treinen Ik wou zo graag een keertje Met die rijke kinderen mee Al was het maar één keertje In de rode pluche Van zo’n eerste klas coupé En als ik zondags ’s middags In de hoge halmen lag Was er een conducteur Die wuifde als ie me zag Op de markt daar stond een ijskar en de rijke jongetjes die kochten soms vier potjes van vijf. Dat kon ik niet. Maar als de jongetjes weg waren dan mocht ik de ijskar wassen en ik had wel ‘ns ‘n potje van tien. Ik was zo’n kind dat wel eens een vlieger mocht vasthouden van andere kinderen, als het ze toch verveelde. Dan riep zo’n vader wel eens: laat dat jongetje die vlieger nou ‘ns vasthouden. En dat vond ik fijn. Mijn vader was gestorven toen ik veertien was. Hij had een mooi Engels tweed jasje en toen ie dood was kreeg ik ‘t. Ik weet nog dat ik ‘t naar de kleermaker bracht om ’t te laten keren en toen ’t klaar was, was ‘t ’t mooiste jasje van de hele wereld. Alleen het zakkie dat zat aan de verkeerde kant. Dit is m’n kleine stad met z’n herinneringen Met bij ’t café nog steeds die beukenboom Ik klom er altijd in en ik deed de dolste dingen Nu zit ik in z’n stille schaduw met m’n droom Hier fietste ik naar school en ving vlinders in ’t groen En dit, dit is het huis van toen Het huis was koud De kamers leeg en kaal De trappen van hout Versleten dor en vaal De keuken geurde niet Er was niet eens een brood De lieve Christus aan het kruis leek dood IK was een kind Ik begreep het niet Hoe kwam dat nou Waarom zo veel verdriet Dan liep ik door de kleine stad Tot waar de bomen stonden Daar heb ik dikwijls troost gevonden Park was mooi. Het park was altijd mooi. Het had iets rijks. Zo’n park had iets van weelde. Het park was mooi. Het park was mooi. De deftige zwanen die in het zonlicht zich verveelden. Het park was goed. Het park was altijd goed voor mij. Het was alsof ie wist van m’n verdriet en zachies zei: Huil maar ‘ns uit op m’n banken Van liggen in het gras Het was alsof de bomen wisten Hoe eenzaam ik was Het park was goed. Het park was altijd goed voor mij. Ik zag ’t blije zonlicht spelen in de plas Als ik in de hele stad Niemand, niemand, niemand had Dan had ik het park, de bloemen en het gras