Patrick Theunissen
Jenny Arean & Conny Stuart & Sylvia de Leur & Herman Crebas & Patrick Theunissen & Hans van der Gragt & Cor van den Brink - Godelief songtekst
Je score:
‘Deze tijd, zo deprimerend, tot ons aller ongerief, telt maar bitter weinig mensen die nog vrolijk zijn en vief. Neem nou enkel die vriendin van ons, ze heette Godelief: o, wat was die depressief, o, wat was die depressief. Steeds weer kreeg ze nieuwe pillen om haar uit de put te tillen…’ ‘…driemaal daags met een slok water. Proost! Daar gaat mijn psychiater.’ En wanneer we aan haar vroegen: ‘Godelieve, helpt het al?’ zei ze met een wrang genoegen, zei ze met een wrang genoegen: ‘Beste kinderen, geen bal! Het is nauwelijks meer te dragen, maar let niet op wat ik zeg. Als je altijd zit te klagen, blijven al je vrienden weg.’ ‘Ach Godelief, doe niet zo naar.’ ‘We laten jou niet in de steek.’ ‘Als je wil klagen, klaag dan maar.’ ‘We zijn hier niet bij Bram en Freek.’ ‘Het is mijn stijl niet om me zo te laten gaan, maar goed, vooruit dan maar, als jullie erop staan. Wanneer ik ’s morgens ontwaak, en weer een daglicht voor me braakt…’ ‘Ach lieve God, ach lieve, lieve Godelief.’ ‘…voel ik het leven als een straf en ik wil er enkel maar vanaf.’ ‘Ach lieve God, ach lieve, lieve Godelief.’ ‘Ik zag gisteren toevallig op TV een Pakistaan, die zo fijn met zijn familie in de zon lag dood te gaan. O, als ik enkel maar de moed had, nou, ik wist wel wat ik dee…’ ‘Nee! Godelief, zo mag je echt niet praten, Godelief. Je ziet het veel en veel en veel te negatief, O Godelief. We zijn je vrienden en we vinden je zo lief, Godelief. Blijf nou gezellig nog wat bij ons, alsjeblieft.’ ‘Op een dag was afgesproken dat we speciaal een keer Bij haar zouden komen koken, want dat deed ze haast nooit meer.’ ‘En we kwamen om half zeven en maar drukken op die bel.’ ‘Was ze er nou niet of wel?’ ‘Grote schrik bij het hele stel.’ ‘Op het raam slaan, roepen, fluiten, Godelief kwam niet naar buiten.’ ‘Zodat wij het nu wel snapten en meteen de deur intrapten.’ ‘We doorzochten alle kamers, ook de kas en, douche, toilet, tot we in de keuken kwamen, tot we in de keuken kwamen. En dat was een goede zet.’ ‘Want daar zat ze, God bewaar me, of ze zich in trance bevond, naar een fles met chloor te staren, die voor haar op tafel stond.’ ‘O, Godelief, dit is te dol!’ ‘Wat is je huidige recept?’ ‘Hier is de pot met Preptisol.’ ‘Dan ben je zo weer opgepept.’ ‘We gingen koken en het werd een puik diner en Godelieve zei, terwijl ze at voor twee…’ ‘Het leven is een woestenij, het is een verschrikking, volgens mij.’ ‘Ach lieve God, ach lieve, lieve Godelief.’ ‘Die grauwe zinneloze troep, waar al het domme volk om roept.’ ‘Ach lieve God, ach lieve, lieve Godelief.’ ‘Ik put wel veel troost uit lezen. Ik heb nu een boek te leen, waar je werkelijk iets van meeneemt: Zelfmoord door de eeuwen heen.’ Zeg, de Romeinen deden het in bad. Is dat geen goed idee?’ ‘Nee! Godelief, zo mag je echt niet praten, Godelief. Je ziet het veel en veel en veel te negatief, O Godelief. We zijn je vrienden en we vinden je zo lief, Godelief. Blijf nou gezellig nog wat bij ons, alsjeblieft.’ ‘Dit hoort nu tot het verleden, tot de dagen van weleer, toen we Godelief vaak zagen, maar we zien haar nu nooit meer. Want er is op zeker tijdstip iets afschuwelijks gebeurd, wat ons hart wel heeft verscheurd. Maar wat geeft het of je treurt…’ ‘Ach, er zijn toch zulke knappe koppen in de wetenschappen.’ ‘Wat die allemaal ontdekten, dat grenst echt aan het perfecte.’ ‘Want na veel experimenten bleek dat er een pil bestond, waar zelfs onze depressieve, waar zelfs onze depressieve Godelieve baat bij vond.’ ‘En zodra zij ons met dit verblijdend nieuws had opgebeld, zijn wij er diezelfde avond met z’n allen heen gesneld.’ ‘Ach, wat heb ik jullie lang met mijn gelamenteer verveeld en wat was ik dikwijls bang dat ik jullie vriendschap had verspeeld. Maar dat is over, nu ik alles anders zie, dank zij het zegenrijke werk van de chemie. De wereld is opwindend mooi. Een stem in mij roept steeds ‘hiep hoi’!’ ‘Ach lieve God, ach lieve, lieve Godelief.’ ‘Het leven bruist, het leven swingt, het is champagne die je drinkt.’ ‘Ach lieve God, ach lieve, lieve Godelief.’ ‘Is het een wonder dat ik heel geregeld op mijn knieën val om de Schepper lof te heten van zijn Schepping, het heelal? Ik kan er niet genoeg van krijgen. Kom, vooruit, doen jullie mee?’ ‘Nee! Godelief, zo mag je echt niet praten, Godelief. Je ziet het veel en veel en veel te positief, O Godelief. We waren vrienden en we vonden je zo lief, Godelief. Ach, waarom bleef je niet gezellig depressief?’