Jan-Willem, ik wil je alleen maar voor mij.
Jan-Willem, ik ben zo verlegen.
Jan-Willem, ik wil je! Wat vind je van mij?
Jan-Willem, ik wil je verplegen.

Ik red je uit een brandend pand.
Als jij je handje hebt verbrand,
hou ik 'm vast, de hele nacht.
Ach, spring in godsnaam in de gracht!

Dan storm ik aan en roep: 'Opzij!'
Met luid gejuch spring ik erbij,
geef mond-op-mondbeademing.
Mensen denken: 'Wat een heldin!'

En als jij bijkomt in je bed,
dan vraag je: 'Wie heeft mij gered?'
Het was Marlies, die lieve schat.
Zij houdt van jou, hoe vind je dat?

Jan-Willem, ik wil je alleen maar voor mij.
Jan-Willem, ik wil je verplegen.
Jan-Willem, ik wil je! Wat vind je van mij?
Jan-Willem, ik ben zo verlegen.

Jan-Willem, kijk me nou eens aan
of kletter uit een kabelbaan!
Als jij niet zegt: 'Ik hou van jou',
duw ik je van een flatgebouw!

Ik verdrink je in je bad
als jij me afwijst, lieve schat!
Ik leg een wurgslang in je bed
en er is niemand meer die je redt!

Dus kijk me aan en pak me beet!
Ach, hij weet niet eens hoe ik heet.
Jan-Willem, zak toch in de klei!
O, waarom hou jij niet van mij?