Wi komme savons bi elkaer in een boerestalleke
 Wi hebbe meuters ligaamshaar en zijn as bijna balleke
We gaen een feesie bouwen as ‘ne vakker op de steig
Ik ken daer uren over zingen ut zonde as ik zwijg

   Als we niet dronken zijn dan gaan we zupe
Als we niet dronken zijn dan gaan we zupe

We gaan op pad de ganse groep. Wat vaststaat is haast zeker
De huppel geet in ’t knunder knoepe, de bodem uut de bek
De huppel in ’t knunderknoep; dat klinkt niet hallef fijn
De knuppel in ’t hoenderhok; da hadda moete zijn

O ja,  
    Als we niet dronken zijn dan gaan we zupe
Als we niet dronken zijn dan gaan we zupe
Als we niet dronken zijn dan gaan we zupe
Als we niet dronken zijn
Als we niet dronken zijn 

Zi zeg dat wi luudruchtig en ook lijk lawaaiig zijn
A wi kunnen zi di hoor en Alberts broer heet Hein
-Ja, echt waar
-Ja, die heet Hein
-Ja, Albert Heijn. Dat vinden wij lachen. Humor van ’t platteland

Wi drinken dagelijks twintig uren aan één stuk soms nog meer
Wie ’n etmaal onder de bierput hangt, is meer dan een meneer 
En as ze vraege: “Hé joh, was de moraal dan van dit lied?”
Dan zeg ik: “’k Zou niet wete, want ik versta mezelf niet
 
 Als we niet dronken zijn dan gaan we zupe
Als we niet dronken zijn dan gaan we zupe
Malt
Als ons niet dronken zijn, dan heb ons super
Als we niet dronken zijn
Als we niet dronken zijn