Katinka Polderman
Katinka Polderman - Zeemanslied songtekst
Je score:
De schuimkoppen sloegen kapot op de voorplecht En wij maakten koers naar de Golf van Biskaje De storm beukte rond in de gitzwarte nacht Wij dronken jenever van één, twee, daar ga je! Zeventien man op de luizenplecht Kotsend, piepend en krakend en klagend het hout Het kletsnatte touw striemde koud in m’n palmen Woest waren de zeeën en bijtend het zout En ik was een zeeman met armen als balken Ik rook naar de kruidnagel, shag en het zout En hagel of regen, ik had m’n wit hemd aan Maar door de jenever had ik het nooit koud En steeds als de ochtend kwam, luwde de haagwind We telden de koppen en hieven de fles Op hen die die stormnacht het zeemansgraf vonden Ik kerfde hun naam in de mast met m’n mes Dan legden we aan in een veilige haven We zwalkten door straten en stegen zo nauw We klonken en vochten in duistere kroegen En menig matroos zocht z’n heil bij een vrouw En ik was een zeeman met armen als balken Ik at als een paard en zelfs dan nog voor twee M’n kop in de wind en de wind in de zeilen M’n lach rolde bulderend over de zee De volgende ochtend, bij ’t hijsen der zeilen Pochte men over wat die dronken nacht Door maagden en hoeren en hoerenmadammen D’r waar en hoe vaak van terecht was gebracht De ratten, ze lachten hun tanden bloot Schuddend, schuimbekkend, hitsig en geil als een beest De vuilbekkerij schalde over de kade Alsof het die nacht niet genoeg was geweest En ik was een zeeman met armen als balken Een stem als een scheepshoorn Een baard zwart als pek Koraalrode konen en klauwen als zeilen M’n wangen generfd als het hout van het dek Ik ging op de plecht staan en bulderde: “Makkers, het zeemanshart zoekt op de wal naar vertier! Het zwicht voor de lokroep van deinende golven, van schatten verborgen In sop en het wier. Maar je hebt slechts één lichaam, dat is iets bijzonders Als stevig vers fruit, duizend mijl uit de kust. Dat geef je niet zomaar aan elke vrouwe. Nee, wacht op de liefde voordat je haar kust.” De mannen, ontroerd door mijn rede, ze snikten: “Al zitten wij maanden op zee zonder vrouw, Dan is dat geen reden je lijf weg te geven. Wij heffen het glas op de liefde en trouw!” En in de kroeg dansten bloedgeile vrouwen Maar wij voerden liever een boeiend gesprek Over haar jeugd, over mode en hobby’s Ze gaven ons tips voor het schrobben van ’t dek We lachten wat af, het was reuzegezellig Van ‘zakdoekje leggen’ zo zongen wij luid En pas als wij voor zo’n vrouw meer gingen voelen Dan pas schonken wij haar ons stevig vers fruit