Hetty Heyting
Hetty Heyting - De kerstboom van de kabouters songtekst
Je score:
Je kunt het toch wel zien, wie dit zijn? O nee? De zeven kabouters van Ree de Sjoosjee Ja zeker, ze zijn het, je moet ze toch kennen Ze wonen in ’t bos van de vijf groene dennen Vijf lichtgroene dennen, en één van die vijf Dat is, zo te zeggen, hun winterverblijf Ze slapen erin en ze zitten eronder Die den is hun villa, ze kunnen niet zonder Maar vorige vrijdag, op veertien december Toen gingen ze uit. Voor een klein potje gember En toen ze terugkwamen, denk toch ’s even De den was verdwenen. Waar was ie gebleven? Boos zeiden ze tegen elkander: Kom mee Die zeven kabouters van Ree de Sjoosee Ze gingen in ’t donker de stad in, te zamen Ze loerden door deuren en gluurden door ramen Ze keken in kerken, in kamers, in zalen En overal stond wel een kerstboom te pralen Soms riep één van hen: “Ik geloof, dat ‘k ‘m ken” Maar nee, van dichtbij was ’t een andere den Totdat ze toevallig opeens langs de ramen Van opa en oma Van Dommelen kwamen Ze keken naar binnen, verbluft, alle zeven En riepen: “Wel, heb ik nou toch van m’n leven De boom!” En het was zo. Daar stond ie, op stutten En opa en oma die zaten te dutten Die zeven kabouters van Ree de Sjoosee Ze namen de kerstboom onmiddellijk mee Ze gingen naar binnen. Ze lieten ‘m kiepen En opa en oma? Welnee zeg, die sliepen Ze droegen ‘m weg met de slingers en ballen Totdat ze één kaarsje d’r uit lieten vallen Dat maakte wat herrie en opa Van Dommelen Werd wakker en riep: “Hee, wie is daar aan ’t stommelen?” Daar stonden ze toen, heel verschrikt en gedwee De zeven kabouters van Ree de Sjoosee Maar oma die altijd wat rapper van tong is Zei: “Kom nou” en “Tou nou” en “Luister eens, jonges Straks komen de kleinkinderen hier, met z’n vijven En als jullie zin hebben, mag je wel blijven Dan vieren we Kerstmis, met liedjes en zo En jullie krijgt allemaal een cadeau En wees nou niet bang meer, ’t loopt immers wel los Als ’t over is, neem je die boom mee naar ’t bos” De zeven kabouters van Ree de Sjoosee Die vierden toen joelend de kerstavond mee Ze dansten en zongen met alle vijf kinderen Ze aten enorm, maar dat mocht niet hinderen En toen de klok tien sloeg, toen was het gedaan Ze trokken hun vuurrode jasjes weer aan “Tot ziens en wanneer het soms nodig mocht blijken Dan moet je maar fluiten. Dan komen wij kijken” Toen gingen ze weg. Met de boom, heel tevree De zeven kabouters van Ree de Sjoosee