Frans Halsema
Frans Halsema - De gilden songtekst
Je score:
In de dagen van Floris de Vijfde Toen er stadsrechten werden verleend Hebben poorters in plaats van dat ze kijfden Zich broederlijk vereend Zij vormden verschillende gilden Voor ieder bedrijf en beroep Als je een vak leren wilde Moest je lid zijn van zo’n groep Je kwam voor de commissie En als de deken zei: ‘Een goeie leerling is ie’ Dan hoorde je d’r bij Als hij dat zei Dat hoorde jij Als gilde-lid d’r bij Je begon met een akelig karweitje En de meester die nam z’n gebak Maar zo leerde je als knechtje na een tijdje De kneepjes van het vak Wanneer je bijvoorbeeld drie jaartjes Door een bakker was opgeleid Dan keurden de heren je taartje4s Op hun smaak en kwaliteit Beviel hun het aroma Dan kreeg je zeer terecht Het meesterschapsdiploma En nam dan zelf een knecht Zodra je dat Diploma had Nam je zelf een flinke knecht Maar toch had je nog veel onbevoegden Die geen lid mochten zijn van de bond En die stiekem op zoldertjes zwoegden O wee, als men ze vond De zolders die heetten toen ‘beunen’ Dat woord is nog altijd beroemd Want zij die de vakbond niet steunen Worden beunhazen genoemd Een boze hond bewaakte Het fraaie gildehuis Geen sterveling die ’t waagde Te roven uit de kluis Want altijd stond Die boze hond Voor de stoep van het gildehuis Als de winter weer was ingevallen Deed het gilde manmoedig z’n plicht Ze hakten een wrak met z’n allen En ’s nachts vroor het weer dicht Zelfs schoenmakers sleepten met bomen Tot buiten het steed’lijk gebied Ze moest als gildelid komen Of ze ’t leuk vonden of niet Men smeerde nieuwe leden Met veren in en pek Die liepen zielstevreden De hele dag voor gek Ze vonden ’t fijn Om lid te zijn Ook al liepen ze dan voor gek Als een man z’n vrouw had geslagen Kreeg hij straf als het gilde ’t vernam: De boete bedroeg in die dagen Een kilo zware ham Als echter de man was mishandeld Betaalde de vrouw dubbel op Met twee hammen kwam z’aangewandeld Voor maar één dreun op z’n kop Elk jaar hield men een optocht Daar liep een nar in rond Die smeerd’ al wie hem opzocht ’n Lik honing om z’n mond De stommerik Kreeg tot z’n schrik ’n Lik honing om z’n mond In een stad kregen ook eens de bakkers Met de molenaars groot gekrakeel Want die gaven hun knechtjes, de rakkers Eerst bier en dan pas meel De drank kreeg die lummels te pakken Zij schopten alleen nog maar keet Waardoor er geen brood meer werd gebakken En de bevolking honger leed Het gilde sprak toen: ‘Makkers Dit keuren wij niet goed Wie bier verstrekt aan bakkers Wordt voortaan zwaar beboet Ja molenaar Zo zie je maar Wat het gilde niet allemaal doet Zo zie je maar Zo zie je maar Wat het gilde niet allemaal doet